In dit hoofdstuk worden de financiële vooruitzichten voor 2025-2028 gepresenteerd. Dit nog wel met de kanttekening dat nog geen rekening is gehouden met het hoofdlijnenakkoord “Hoop, lef en trots”. We gaan wel in op de gevolgen daarvan voor gemeenten. De vooruitzichten zijn niet rooskleurig.
Wat staat er in het Hoofdlijnenakkoord’?
Zonder balans tussen taken en middelen kunnen gemeenten hun werk niet doen. Om goede zorg te kunnen blijven geven en te investeren in voorzieningen voor inwoners en de leefomgeving hebben gemeenten voldoende middelen nodig. Het hoofdlijnenakkoord houdt de miljardenkorting op gemeenten vanaf 2026 in stand. In de gesprekken met het nieuwe kabinet over de uitwerking van het hoofdlijnenakkoord staat dus op alle beleidsterreinen de vraag centraal wat er binnen het beschikbare budget gedaan kan worden. Helder is dat er vanaf 2026 te weinig geld is om de bestaande taken goed uit te voeren. Om taken en middelen in balans te krijgen moet er geld bij of moeten er taken af. Gemeenten moeten gaan bezuinigen om tot een meerjarig sluitende begroting te komen. De impact voor de inwoners hangt af van de keuzes per gemeente, maar in zijn algemeenheid zal dit betekenen dat het niveau van voorzieningen en dienstverlening omlaag zal gaan.
Financieel vertrekpunt
Deze perspectiefnota start met de door de raad vastgestelde programmabegroting voor de periode 2024-2027 inclusief de wijzigingen daarop. Voor het jaar 2025 was in de meerjarenbegroting 2024-2027 nog sprake van een structureel en reëel evenwicht maar kwamen we vanaf 2026 al in de rode cijfers terecht. Met name omdat we vanaf dat (ravijn)jaar minder middelen krijgen vanuit het rijk.
In deze perspectiefnota nemen we, naast de financiële vertaling van de beleidskaders, ook een aantal financieel technische uitgangspunten op. Het gaat dan om specifieke onderdelen van de programmabegroting, zoals te hanteren percentages voor rente en de loon- en prijsontwikkelingen. Om te komen tot een vertrekpunt van deze perspectiefnota hebben we tevens de laatste financiële ontwikkelingen rondom het gemeentefonds verwerkt. Daarin zijn nog niet meegenomen de financiële effecten op basis van het hoofdlijnenakkoord "Hoop, lef en trots". Het is tenslotte een hoofdlijnenakkoord waarvan de uitwerking nog moet plaatsvinden.
We hebben de eindstand van de programmabegroting geactualiseerd. Dit is tevens het financiële vertrekpunt voor deze perspectiefnota.
Omschrijving (bedragen x 1.000) | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
---|---|---|---|---|
Eindstand programmabegroting 2024-2027 (inclusief begrotingswijzigingen) | 783 | -2.592 | -5.603 | -8.055 |
Uitwerking op basis van technische uitgangspunten: | ||||
Loonontwikkelingen eigen personeel obv vastgesteld akkoord tot 1 april 2025 | -160 | -160 | -160 | -160 |
Raming verwachte loonontwikkelingen vanaf 1 april 2025 | -1.400 | -1.750 | -1.750 | -1.750 |
Raming prijsindex budget derden (inclusief gesubsidieerde instellingen) | -1.200 | -1.200 | -1.200 | -1.200 |
Raming indexatie gemeentelijke heffingen | 350 | 350 | 350 | 350 |
Gemeentefonds: uitkomsten septembercirculaire 2023 | 1.272 | 1.468 | 2.934 | 4.206 |
Gemeentefonds: compensatie lonen en prijzen inclusief overige mutaties | 2.828 | 2.532 | 2.466 | 2.494 |
Gemeentefonds: financiële effecten Voorjaarsnota 2024 | -600 | 2.300 | 2.300 | 2.300 |
Vertrekpunt perspectiefnota 2025-2028 | 1.873 | 948 | -663 | -1.815 |
(plus = voordeel) | ||||
Toelichting op de tabel:
Loonontwikkelingen
Voor de ramingen van de loonkosten van het ambtelijk personeel vormen de cao-afspraken het uitgangspunt. Er is overeenstemming bereikt over een nieuw akkoord vanaf 1 januari 2024 tot 1 april 2025. Hiervoor is in de begroting 2024 structureel financiële ruimte gereserveerd (raming € 1,8 miljoen per jaar). Nu blijkt dat we € 160.000 per jaar structureel extra moeten bijplussen voor het vastgestelde akkoord. Voor de loonontwikkelingen vanaf 1 april 2025 baseren we ons op het indexatiecijfer van de "loonvoet sector overheid'' uit de meest recente raming van het Centraal Economisch Plan. We houden rekening met een stijging van 5% met ingang van 1 april 2025.
Prijsontwikkelingen
Een aantal budgetten, zoals bijvoorbeeld subsidies en inkoop van goederen en diensten, compenseren we voor prijsstijgingen. We hanteren daarbij het "consumentenprijsindexcijfer (CPI)" op basis van de laatste gegevens van het Centraal Economisch Plan. De raming uit februari 2024 geeft een inflatiecorrectie van 2,8% voor 2025 weer. Voor de gemeentelijke heffingen zoals de onroerend zaakbelastingen hanteren we voor de raming hetzelfde percentage aan inflatie.
Gemeentefonds
Septembercirculaire 2023
De vastgestelde begroting 2024-2027 is gebaseerd op de meicirculaire 2023. Nadien is nog de septembercirculaire 2023 ontvangen waarin de gemeentefondsuitkering stijgt met name door extra compensatie voor verwachte loon- en prijsontwikkelingen. Wel is daarbij de kanttekening gemaakt dat wij als gemeente naar verwachting ook te maken krijgen met een hogere inflatie. In deze circulaire is ook een nieuwe financieringssystematiek ingevoerd met ingang van 2027. Die nieuwe systematiek houdt in het kort in, dat de compensatie voor volumegroei en de compensatie voor lonen en prijzen wordt gebaseerd op het (historisch) bruto binnenlands product (bbp).
Voorjaarsnota 2024
Ook nemen we de financiële gevolgen uit de Voorjaarsnota 2024 van het rijk mee die medio april is vastgesteld. Dit alvast als voorschot op de meicirculaire 2024. We houden wel een slag om de arm want het hoofdlijnenakkoord van de formerende partijen is nog zo "vers". Daar wordt nu nog geen rekening mee gehouden terwijl we er wel vanuit moeten gaan dat dit leidt tot andere keuzes/zienswijzen die van invloed zijn op de gemeentefinanciën voor de komende jaren.
De Voorjaarsnota 2024 die naar verwachting wordt uitgewerkt in de aanstaande meicirculaire laat het volgende zien:
• Vanaf 2026 verdwijnt de opschalingskorting. De opschalingskorting werd in 2015 ingevoerd als prikkel voor gemeenten om te fuseren. Door de afschaffing is de korting van € 3 miljard waar gemeenten vanaf 2026 (ravijnjaar) mee geconfronteerd werden met € 675 miljoen verminderd. De pijn van ‘het ravijnjaar’ wordt daarmee een klein beetje verzacht;
• In de septembercirculaire 2023 werd een nieuwe financieringssystematiek aangekondigd voor de compensatie van volumegroei en loon-en prijsontwikkelingen ingaande 2027. In de Voorjaarsnota is de nieuwe financieringssystematiek vervroegd van 2027 naar 2024. Het eerder omschakelen is nadelig voor de gemeenten. Het geld dat gemeenten mislopen door het eerder omschakelen wordt door het rijk bijna geheel gecompenseerd. Bijna, want voor 2025 is de compensatie niet volledig zodat een tekort voor dat jaar ontstaat. Dit terwijl de jaren 2024 en 2026 tot en met 2029 wel volledig worden gecompenseerd.
De financiële gevolgen voor Meppel op basis van bovenstaande maatregelen, zijn weergegeven in de tabel hierboven. Alhoewel de effecten uit de Voorjaarsnota vanaf 2026 positief zijn blijft het ravijnjaar ingaande dat jaar nog wel in stand. Ook na de Voorjaarsnota 2024 is de omvang van de totale gemeentefondsuitkering voor 2026 en latere jaren lager dan in 2025. Dat gaat om een bedrag van circa € 4 miljoen minder. Daar komt nog bij dat de gekozen bbp-systematiek als compensatie voor lonen en prijzen naar verwachting onvoldoende zal zijn om de ontwikkeling van de kosten waar de gemeenten de komende jaren voor staan, op te vangen.