Stevige basis
In deze perspectiefnota presenteren wij een integraal voorstel om op langere termijn een stevige en evenwichtige basis te creëren voor onze gemeente. Een basis die Meppel aantrekkelijk, leefbaar en veerkrachtig houdt voor onze inwoners, bedrijven, organisaties en verenigingen. Met dit integrale voorstel proberen we zoveel mogelijk aan te sluiten bij de gevoelens in uw raad, uitgesproken tijdens de opiniërende raadscommissie op 3 april 2025.
Keuzes voor korte, middellange en lange termijn
Het integrale voorstel geeft richting voor keuzes op de korte, middellange en lange termijn. Tegelijk beseffen wij dat deze keuzes nadere uitwerking behoeven, nader onderzoek soms en overleg met betrokkenen over de concrete invulling. Dus is nadere besluitvorming nodig op een later moment, op zijn minst over mogelijke concrete bezuinigingen.
Ons integrale voorstel richt zich op evenwicht in elk jaar van het meerjarenperspectief 2026-2029. Het omvat het volgende pakket van voorstellen:
1. Korte termijn. In 2026 en 2027 een begin te maken met structurele besparingen. In 2026 door met name lucht uit de begroting te persen door middel van het schrappen van posten die niet meer nodig zijn. In 2027 door besparingen te realiseren met zo min mogelijk nadelen voor de samenleving en die relatief eenvoudig te realiseren zijn;
2. Middellange termijn. Voorbereidingen te treffen voor besparingen en andere maatregelen, die per 2028 gerealiseerd moeten zijn;
3. Lange termijn. Onderzoeken te verrichten die in de eerste helft van 2026 tot concrete plannen van aanpak worden gebracht en in de jaren daarna tot uitvoering. Daarbij geldt dat zij voorinvesteringen vergen, die terugverdiend moeten worden door structurele opbrengsten op termijn;
4. Zwembad en reserves. Het principebesluit te nemen tot vernieuwing van het zwembad, waarbij het uitgangspunt is dat minimaal een instructiebad, gericht op zwemveiligheid, en ruimte voor sportverenigingen behouden blijft. De kosten van eventuele aanvullende faciliteiten moeten in principe via andere financieringsbronnen worden terugverdiend (dus via een businesscase). Deze investering (deels) te bekostigen uit het "overschot" in de algemene reserves;
5. Vervangingsinvesteringen. Het bedrag dat structureel nodig is ter dekking van de noodzakelijke vervangingen (gebaseerd op beheerplannen) op te nemen in de meerjarenbegroting. Beheerplannen op te stellen voor zo ver dit nog niet is gebeurd en daarmee het totaalbedrag te berekenen.
Deze voorstellen worden hieronder nader uitgewerkt en toegelicht.
1. Korte termijn.
In 2026 en 2027 voorzien we geen tekort in onze begroting. Toch stellen we voor om besparingen te realiseren die relatief beperkte negatieve gevolgen hebben, in deze jaren door te voeren. Ten eerste houdt dat het urgentiebesef levend dat we een (toekomstig) financieel probleem hebben op te lossen. Ten tweede betaamt het een goed rentmeester om gemeenschapsmiddelen zo goed mogelijk in te zetten. Ten derde bevordert het zakelijk en spaarzaam gedrag bij betrokkenen.
In 2026 gaat het om middelen, die niet meer nodig zijn. Zoals de bijdrage aan NICE (dat failliet is) of voor de ombudsvrouw (waar inmiddels diverse alternatieve voorzieningen voor zijn). Bij de begroting 2026 worden hiertoe concrete voorstellen gedaan. Deze zullen niet meer omvatten dan € 0,1 tot 0,2 miljoen.
In 2027 gaat het om besparingen op diverse terreinen, waarbij de maatschappelijke impact relatief beperkt is en die relatief eenvoudig zijn te realiseren. Na vaststelling van de perspectiefnota worden daartoe meerdere besparingsopties nader onder de lopen genomen, besproken met betrokkenen en geconcretiseerd. Uitkomsten worden bij de perspectiefnota 2027-2030 gepresenteerd en bij de begroting 2027 ter besluitvorming voorgelegd. Hierbij gaat het onder meer om concrete opties die in de richtinggevende sessie van 3 april zijn genoemd. We gaan hierbij uit van een totale besparing van € 0,5 tot 1,0 miljoen, die afhankelijk van de omvang en aard van de negatieve impact verdeeld wordt over alle domeinen: sociaal, fysiek, bedrijfsvoering.
2. Middellange termijn.
In 2028 voorzien we een tekort. Voor dat jaar moeten dan ook voldoende maatregelen worden voorbereid. Daar hebben we de tijd voor. De voorbereidingen starten we dit jaar en ze lopen door in 2026. Regelmatig zal het voorkomen dat al in 2026 een besluit moet worden genomen om een besparing in 2028 te kunnen realiseren. Dat geldt bijvoorbeeld voor het afbouwen of stopzetten van subsidies, waarbij geldt dat dat een jaar van tevoren moet worden aangekondigd, zodat de ontvangende partij zich op de nieuwe situatie kan instellen.
Hierbij gaat het niet alleen om besparingen, ook verhoging van inkomsten is in beeld als oplossing voor het tekort. De invulling en verdeling zien wij globaal als volgt:
- Voor € 0,6 tot € 0,8 miljoen besparingen in het sociaal domein, waarbij deze vooral (maar niet uitsluitend) gevonden moeten worden via: a. aanscherpingen, meer inzetten op eigen kracht en bij en collectieve voorzieningen bij de Wmo; b. omvormingen van enkele voorzieningen naar kinderopvang; c. bij sport, cultuur en onderwijs. Uitgangspunt is dat dit gaat om besparingen met relatief de minste negatieve impact voor inwoners.
- Voor € 1,0 miljoen besparingen in het fysieke domein, waarbij deze vooral (maar niet uitsluitend) gevonden moeten worden in anders en vooral meer integraal werken. Dit doen we binnen onze eigen opgaven, in de openbare ruimte, waar goed beheer nu zorgt voor beperking van de vervangingsinvesteringen in de toekomst, op gebied van duurzaamheid en rond gebiedsontwikkelingen voor wonen en werken. Maar zeker ook met onze partners, zoals woningcorporaties, georganiseerd bedrijfsleven en energiebedrijven. Samen hebben we grote opgaven voor de boeg. Door die gebiedsgericht en integraal aan te pakken besparen we op de totale (maatschappelijke) kosten. Gelijktijdig verhoogt dit de kans op cofinanciering van onze opgaven door andere overheden.
Dit gaat ook gepaard met een zakelijker houding, niet alleen voor onze eigen opgaven, maar ook voor initiatieven uit de samenleving. Wij gaan per onderwerp aan de voorkant bewuster onze rol en taak kiezen. Daarnaast gaan we kosten die de gemeente maakt veel consequenter in rekening brengen bij de initiatiefnemers. Dit werkt ook door naar onze ketenpartners in de gemeenschappelijke regelingen als de Omgevingsdienst Drenthe en Veiligheidsregio Drenthe, waar we met de andere deelnemers kostenbesparingen willen doorvoeren.
- Voor € 1,0 miljoen aan besparingen in de bedrijfsvoering, waarbij deze vooral (maar niet uitsluitend) gevonden worden als eerste resultaat van de voorinvestering in de kwaliteit van de organisatie (zie bij Lange termijn, onderzoek 3). Ook hier geldt als uitgangspunt dat deze besparing niet ten koste mag gaan van de kwaliteit van de dienstverlening aan onze inwoners en bedrijven.
- Inkomstenverhoging: € 1,0 miljoen (mogelijk oplopend naar € 2,0 miljoen, afhankelijk van de dan geldende omstandigheden).
Op het geheel van de verdelingen wordt aan het einde van deze paragraaf ingegaan.
3. Lange termijn.
Voor de lange termijn stellen wij voor om een drietal onderzoeken uit te voeren, die op termijn tot minder uitgaven leiden. Deze onderzoeken zijn:
1. Preventie in het sociaal domein; investeren in de sociale basis;
Het sociaal domein draait in de basis rond drie grote wettelijke taken, namelijk: Jeugd, Wmo en Participatie. Dit zijn taken die veel geld kosten. Voor deze drie wetten gaat het om zo’n € 36 miljoen aan zorgkosten per jaar. Die kosten kunnen we nauwelijks beïnvloeden. Daarom wordt in het sociaal domein vooral ingezet op preventie en collectieve oplossingen: goede preventieve voorzieningen zorgen ervoor dat inwoners minder (vaak) gebruik hoeven te maken van de duurdere, formele zorg.
Preventie in het sociaal domein is gericht op het voorkomen van problemen of, als ze zich al voordoen, ze te verkleinen of leefbaar te maken. Dit heeft als doel dat mensen zich gezonder voelen, zelfredzamer worden en veerkrachtiger zijn om mee te kunnen doen in de samenleving. Goed preventiebeleid draagt bij aan het verkleinen van gezondheidsverschillen en het beheersen van de zorgkosten. Het versterken van de sociale basis speelt hierin een centrale rol. Daarnaast kunnen gerichte preventieve voorzieningen ingezet worden en is het bij sommige onderwerpen mogelijk om collectieve of lichtere voorzieningen te realiseren. Dit vergemakkelijkt de beweging naar inzet aan de voorkant.
2. Wijk- en dorpsgericht werken als vliegwiel voor samenwerking;
Wijk- en dorpsgericht werken vervult vanouds een verbindende rol tussen inwoners in een wijk, buurt of dorp en de gemeente en haar afdelingen en medewerkers. Vaak zien we dat die verbindende rol leidt tot beter onderling begrip en uiteindelijk tot betere oplossingen. Door die verbeteringen worden op termijn meer resultaten geboekt: verbeteringen die passen bij wat de wijk nodig heeft en
Het doel van dit onderzoek is inzicht krijgen in de werking van wijk- en dorpsgericht werken als vliegwiel, inclusief de cruciale rollen, benodigde kwaliteiten, betrokken domeinen en de verhoudingen tussen partijen. Daarnaast wordt onderzocht hoe investeringen, keuzes in beleid en samenwerking bijdragen aan efficiëntie en kostenbesparing, zonder dat dit ten koste gaat van de maatschappelijke impact.
3. Investeren in de toekomst van de gemeentelijke organisatie; hier ligt een link met de lessen uit ZBB en de managementletter .
De organisatie krijgt de komende jaren in de volle breedte te maken met een aantal grote opgaven op het vlak van bedrijfsvoering. Vanaf 2028 en verder is sprake van het financiële ravijn waarbij de inkomsten vanuit het Rijk teruglopen en niet genoeg zijn om kosten te dekken. Rond 2030 wordt daar bovenop een ‘personeelsravijn’ voorzien, waarbij verwacht wordt dat tot 30% van alle vacatures niet meer ingevuld kan worden. Daarnaast zal de organisatie, gedwongen door (nieuwe) wetgeving en een vergaande digitalisering in de maatschappij, ook zelf een (digitale) transformatie moeten doorlopen om de burgers en bedrijven van Meppel van kwalitatief goede producten en diensten te kunnen blijven voorzien.
Om deze drie ontwikkelingen het hoofd te kunnen bieden zal de organisatie moeten investeren in een efficiënte en effectieve ambtelijke organisatie die flexibel en wendbaar kan opereren. Een organisatie die ondersteund wordt door betere systemen en technologische oplossingen zoals verregaande procesoptimalisatie en -automatisering, inzet van 'slimme' technologie en AI, goede interne beheersing in de lijn, de benodigde sturingsprocessen, etc. Een organisatie die daarmee in staat is om ondanks de vacatures en mét de medewerkers ten minste een gelijke kwalitatieve en kwantitatieve dienstverlening te kunnen leveren. Kort samengevat is onze inzet: effectiever werken, optimaliseren en een moderne organisatie.
Het onderzoek richt zich op concretisering van deze inzet in kwantitatieve en kwalitatieve beoogde resultaten aan het einde van de programmaperiode.
Onderzoeksopdrachten
Deze drie onderzoeken zijn uitgewerkt in concrete onderzoeksopdrachten, die als bijlage zijn bijgevoegd.
Het komende jaar staat in het teken van het doen van onderzoek. De resultaten, inclusief een plan van aanpak voor de realisatie, worden gepresenteerd bij de (informatieve) perspectiefnota 2027-2030. Na besluitvorming hierover bij de begroting 2027 wordt overgegaan tot uitvoering van wat is onderzocht. Dit heeft een doorlooptijd tot tenminste 2029. De onderzoeken vergen een meerjarige voorinvestering en leiden elk tot besparingen op termijn. De bedragen die hierbij geraamd worden, zijn voor het eerste jaar hard en daarna richtinggevend. Ze worden bij de volgende perspectiefnota van meer hardheid en onderbouwing voorzien.
De voorgaande adviezen worden in de tabel hieronder voorzien van ramingen. Deze cijfers moeten met de nodige slagen om de arm worden benaderd. Het zijn ramingen, die voor het eerste jaar betrouwbaarder zijn dan voor de latere jaren. Voor de latere jaren worden ze in de loop der tijd steviger onderbouwd. Overigens geldt dat ook andere cijfers, zoals inkomsten, minder betrouwbaar zijn hoe verder ze in de tijd geplaatst zijn. Zo is de VNG vlak voor het opmaken van deze perspectiefnota gekomen met een begrotingsadvies. Daarin wordt aangegeven dat men er vanuit gaat dat het kabinet in 2027 nog met middelen naar de gemeente komt bestemd voor de jaren 2028 en 2029. Dit als uitvloeisel van de adviezen van de commissie Van Ark over de tekorten in de jeugdhulp. Dit advies nemen wij nu nog niet mee, maar wel bij de begroting 2026.
De genoemde bedragen in onderstaande tabel betreffen voorgenomen besparingen en geraamde voorinvesteringen . De besparingen voor de korte en middellange termijn (de jaren 2026, 2027 en 2028) zijn ingedeeld naar technische besparingen en voor het overige verdeeld over de drie domeinen: sociaal, fysiek en bedrijfsvoering. Daarnaast zijn de drie onderzoeken opgenomen met hun voorinvesteringen en de beoogde besparing op de lange termijn.
Tenslotte is enige ruimte opgenomen voor nieuw beleid in de volgende periode en is uitgegaan van verhoging van inkomsten, nodig om het tekort op te lossen. Daarbij kan worden gesteld dat een goed voorzieningenniveau gepaard mag gaan met een navenant niveau van lokale belastingen en heffingen.
Tussentijdse conclusie
In de eerste jaren investeren we. Dat is mogelijk, omdat de begroting in deze jaren sluit met een positief saldo. Zie de voorlopige eindstanden aan het begin van dit hoofdstuk. In de latere jaren (vanaf 2028) hebben we te maken met een tekort, dat grotendeels wordt teniet gedaan door de besparingen die we in deze jaren voorzien te realiseren.