In deze financiële begroting zijn een aantal technische uitgangspunten opgenomen die we ook bij de PPN 2025-2028 hebben gehanteerd. Ze hebben betrekking op specifieke onderdelen van de begroting, zoals te hanteren percentages voor rente, loon en prijsstijging, de ontwikkeling van de lokale lasten. We lichten ze hieronder toe.
Rente
Bij het bepalen van de rekenrente (renteomslag-percentage) volgen we de notitie rente van de commissie BBV. Op basis van de huidige leningenportefeuille en het huidige investeringsplan komen we voor 2025 uit op een rentepercentage van 1,5% conform vorig jaar.
Loon-en prijsontwikkelingen
Deze begroting is gebaseerd op constante prijzen. Voor de ramingen van de loonkosten van het ambtelijk personeel vormen de cao-afspraken het uitgangspunt. We moeten nadenken over de loonontwikkelingen vanaf 1 april 2025. We baseren ons zoals gebruikelijk op het indexatiecijfer van de “loonvoet sector overheid” uit de meest recente raming van het Centraal Economisch Plan door het CPB. De raming uit februari 2024 geeft een verwachte indexatie weer van 4,4% voor 2025. Bovenop deze loonindexatie is het reëel rekening te houden met een verhoging van de premies voor het ABP en andere werkgeverslasten (zorgverzekeringswet). Uitgaande van een reguliere stijging van de ABP-premie van 0,5% en 0,1% voor de overige sociale lasten, is in deze begroting een stijging van 5% voor de loonontwikkeling aangehouden. Een aantal budgetten, zoals bijvoorbeeld subsidies aan derden en inkoop van goederen en diensten, compenseren we volgens de afspraken voor prijsstijgingen. We hanteren daarbij het “consumentenprijsindexcijfer (CPI)” op basis van de laatste gegevens van het Centraal Economisch Plan (CEP). De raming uit februari 2024 geeft een inflatiecorrectie van 2,8% voor 2025 weer.
Lokale heffingen
Voor de afvalstoffen- en rioolheffing is het uitgangspunt 100% kostendekkend. Het tarief voor beide heffingen is op basis daarvan verhoogd. Dit is met name het gevolg van een hogere toerekening van de overheadkosten als gevolg van landelijke voorschriften. De opbrengst onroerende zaakbelastingen verhogen we met een inflatiecorrectie van 2,8%. Zie ook de paragraaf lokale heffingen.
Gemeentefondsuitkering
Gemeenten ontvangen normaal gesproken op drie tijdstippen in het jaar informatie over de uitkering uit het gemeentefonds: in mei op basis van de voorjaarsnota van het rijk, in september op basis van de miljoenennota van het rijk en in december op basis van de najaarsnota van het rijk. De financiële gevolgen van de meicirculaire 2024 zijn in deze programmabegroting verwerkt. Dit is conform de begrotingsrichtlijnen en de toetsingsaspecten die de provincie ons voorschrijft.
Investeringen
Afschrijvingslasten worden berekend per 1 januari volgend op het jaar van ingebruikname. Rentekosten berekenen we volgens regelgeving over de balanswaarde per 1 januari.
Gemeenschappelijke regelingen
Uitgangspunt voor de gemeentelijke meerjarige bijdragen aan gemeenschappelijke regelingen is de vastgestelde (meerjaren)begroting van de betreffende organisaties.
Onvoorzien
Voor de post onvoorzien nemen we in de meerjarenbegroting jaarlijks een bedrag van € 50.000 op.
Subsidieplafonds
Voor 2025 gelden de volgende subsidieplafonds voor de onderdelen amateurkunst, sportbeoefening, evenementen en cliëntondersteuning.
Amateurkunst € 103.538
Algemene sportstimulering € 7.930
Evenementen € 92.237
Netwerk Onafhankelijke Cliëntondersteuning € 236.913.