Paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

Deze paragraaf gaat over de financiële kengetallen, de belangrijkste risico’s en beheersmaatregelen, en de beschikbare weerstandscapaciteit. Dat geeft inzicht in hoe we komen en blijven tot een gezonde financiële positie. De weerstandscapaciteit bestaat uit middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt om eventuele tegenvallers op te vangen. Dit zonder dat we de begroting en het beleid moeten aanpassen. Kaders voor deze paragraaf zijn:

  • Besluit Begroten en Verantwoorden (BBV)
  • Nota risicomanagement en weerstandsvermogen (2023)
  • Financieel Actieplan (2023)

Financiële kengetallen

Terug naar navigatie - Financiële kengetallen

Vanuit de begrotingsvoorschriften zijn vijf financiële kengetallen verplicht op te nemen. Dit onder andere om de financiële positie van de gemeente voor de raad inzichtelijker en beter vergelijkbaar te maken. Het gaat om de netto schuldquote, de solvabiliteitsratio en indicatoren met betrekking tot de grondexploitatie, structurele exploitatieruimte en belastingcapaciteit. 

Kengetallen hebben een signalerende functie, geven inzicht in de financiële positie en over de weerbaarheid en wendbaarheid van een gemeente. We sluiten voor de verplichte kengetallen aan bij de signaleringswaarden die de provincie hanteert. Over het algemeen kunnen we stellen dat “groen” het minst risicovol is en “rood” het meest.

In het financieel actieplan hebben we twaalf uitgangspunten opgenomen. Een aantal daarvan hebben betrekking op de kengetallen, die we in de nota risicomanagement nader hebben uitgewerkt in streefwaarden. Deze streefwaarden staan in onderstaande tabel.

Provinciale categorie
A Minst risicovol
B
C Meest risicovol
Financiele kengetallen Streefwaarde B2024 JR 2023 B2025 B2026 B2027 B2028
1. netto schuldquote <90% 74% 63% 71% 83% 85% 82%
1a. netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen <90% 68% 57% 66% 78% 80% 76%
1b. netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen en voorraden grond <90% 46% 33% 46% 66% 74% 76%
2. solvabiliteitsratio 20-50% 19% 22% 26% 23% 22% 21%
3. grondexploitatie <20% 22% 24% 19% 11% 6% 0,3%
4. structurele exploitatieruimte >0% 2,6% 4,1% 3,6% -2,1% -2,5% -2,9%
5. belastingcapaciteit <95% 87% 81% 85% 85% 85% 85%

Als de uitkomst van één van de kengetallen uit de pas schiet, wil dat niet zeggen dat we financieel niet (langer) gezond zijn. Het is een aanwijzing dat we (aanvullende) beheersmaatregelen moeten nemen, of bestaande beheersmaatregelen moeten herijken.

Toelichting Tabel

Netto schuldquote
De netto schuldquote weerspiegelt het niveau van de schuldenlast van de gemeente ten opzichte van de eigen middelen. De netto schuldquote geeft een indicatie van de druk van de rentelasten en de aflossing op de exploitatie. Bij deze uitkomst kunnen we twee factoren noemen die het niveau verklaren. Ze zijn opgenomen als 1a en 1b:
a) Verstrekte leningen. De rente- en aflossingsverplichtingen op deze leningen berekenen we helemaal door aan andere partijen en drukken niet op de exploitatie van de gemeente.
b) Voorraad bouwgrond. Om deze gronden aan te kopen heeft de gemeente leningen afgesloten, de rentelast drukt op de grondexploitaties. Met de verkoopopbrengst kunnen we leningen aflossen.
De netto schuldquote valt binnen de gestelde streefwaarde en de categorie minst risicovol.  Uit de kengetallen blijkt dat de voorraad grond bij de gemeente Meppel een belangrijke factor is voor de hoogte van de netto schuldquote. 

Solvabiliteitsratio
De solvabiliteitsratio is een kengetal dat weergeeft welk deel van het gemeentelijk vermogen is gefinancierd met eigen vermogen. Het is een maatstaf dat inzicht geeft In de mate waarin we aan onze financiële verplichtingen kunnen voldoen.  Onze streefwaarde is tussen de 20% en 50%. Hier blijven we tussen. 

Grondexploitatie
Het kengetal grondexploitatie geeft aan hoe groot de grondpositie (de boekwaarde van de grond) is ten opzichte van de totale baten. De boekwaarde van de voorraden grond is van belang, omdat we deze bij de verkoop moeten terugverdienen. Vanaf 2025 neemt de omvang van de grondexploitaties af. Dit is gebaseerd op grondverkoop prognoses. 

Structurele exploitatieruimte
Voor de beoordeling van het structurele en reële evenwicht maken we onderscheid tussen structurele en incidentele lasten. Een overzicht van de incidentele lasten en baten staat opgenomen achterin dit boekwerk. De structurele exploitatieruimte wordt bepaald door het saldo van de structurele baten en lasten te delen door de totale baten. Een negatief percentage betekent dat we de structurele lasten niet helemaal kunnen dekken met de structurele baten. 

Belastingcapaciteit
Onder de woonlasten verstaan we de OZB, de rioolheffing en de afvalstoffenheffing voor een woning op basis van de gemiddelde WOZ-waarde in de gemeente. De belastingcapaciteit van gemeenten berekenen we door de totale woonlasten meerpersoonshuishouden te vergelijken met het landelijke gemiddelde. De belastingcapaciteit drukken we uit in een percentage. Zoals uit de tabel van de kengetallen blijkt, zijn de woonlasten in onze gemeente lager dan het landelijke gemiddelde voor een gezin. 

Risicoanalyse en beheersmaatregelen

Terug naar navigatie - Risicoanalyse en beheersmaatregelen

De belangrijkste risico’s voor de gemeente hebben we inzichtelijk gemaakt. Op basis hiervan maakten we een inschatting van de financiële impact van deze risico’s. Uiteraard met de kanttekening dat elke inschatting met de nodige onzekerheden is omgeven, daarom werken we met een bandbreedte. 

Alle risico’s hebben we in de volgende risicokaart ingedeeld. De werkwijze om daar te komen bestaat uit de volgende stappen:
- Identificeren van risico’s. In deze fase worden alle potentiële risico’s geïnventariseerd;
- Kwantificeren van risico’s. De analyse bestaat uit een schatting van de kans dat een gebeurtenis optreedt, en wat daarvan de gevolgen zullen zijn;
- Definiëren en implementeren van beheersmaatregelen. Beheersmaatregelen kunnen preventief van aard zijn, gericht op het voorkomen van de gebeurtenis;
- Financieel afdekken van risico's.
Tot slot kunnen we op grond van deze analyses bepalen hoeveel middelen we moeten reserveren om risico’s af te dekken. Het gaat dan om restrisico’s. Hiermee bedoelen we dat we de mate moeten meewegen waarin getroffen beheersmaatregelen het oorspronkelijke risico terugdringen.

Op basis van deze stappen hebben we de verwachte financiële impact van de risico’s gemaakt. De berekening van de risico’s leidt tot een op te vangen risico van € 19,2 miljoen, het gemiddelde van het positieve scenario en het negatieve scenario. In onderstaande tabel benoemen we de opvang van Oekraïense vluchtelingen nog wel als risico, maar het risicobedrag is gelijk aan de betreffende reserve. 

Totaaloverzicht

Risico’s Risico-bedrag Risicoweging Positief scenario Negatief scenario
1 Grondexploitaties 10,8 * 10,8 10,8
2 Inflatie 1,0 40% - 60% 0,4 0,6
3 Gemeentefonds 1,5 40% - 60% 0,6 0,9
4 Sociaal domein 2,7 60% - 80% 1,6 2,2
5 Investeringsprojecten 4,5 20% - 40% 0,9 1,8
6 Borgstelling en verstrekte leningen 3,4 20% - 40% 0,7 1,4
7 Verbonden partijen 2,2 40% - 60% 0,9 1,3
8 Risico's in de bedrijfsvoering 3,0 20% - 40% 0,6 1,2
9 Huuropbrengst en gebruikersvergoeding 7,7 0% - 20% 0,0 1,5
10 Opvang Oekraïense vluchtelingen 0,0 40% - 60% 0,0 0,0
11 Overige risico's 0,5 20% - 40% 0,1 0,2
Totaal 16,6 21,9
Gemiddeld 19,2
* Cf uitgangspunten nota risicomanagement geen weging opgenomen

1. Grondexploitaties
Een extern adviesbureau heeft evenals voorgaande jaren een risicoanalyse gemaakt van de grondexploitaties (februari 2024). Risico’s zijn onder andere een te hoge boekwaarde van het grondbezit, tegenvallende verkoopresultaten in tijd en geld, stijgende kosten van bouw- en woonrijp maken en juridische geschillen. De risico’s hebben ze voor alle grondexploitaties afzonderlijk in beeld gebracht. Daarnaast maakten ze onderscheid tussen algemene en (project)specifieke risico’s.

Een belangrijk risico voor de lopende projecten is het niet realiseren van de voorspelde afzet (kavelverkoop). Vertraging in (de uitgifte van en realisatie woonrijp maken van) een project kan leiden tot een toename van rente-, planontwikkelings - en beheerskosten. Daarnaast bestaan er risico’s die samenhangen met de ontwikkeling van de parameters binnen de projecten, zoals kosten- en opbrengstenstijging en de renteontwikkeling. Uitgangspunt voor de risicoanalyse is dat we de projecten uiteindelijk helemaal realiseren.

Het risicoprofiel is de afgelopen periode gestabiliseerd. De kostenstijgingen zijn afgenomen en de opbrengstenstijgingen juist gestegen. Beide hebben een gunstig effect op de grondexploitaties, vooral op die met een langere looptijd. De grondexploitatieresultaten voor Noord III/IV zijn hierdoor aanzienlijk toegenomen. Ook voor de grondexploitaties van Oevers D, Oevers E, Blankenstein en Kop van Noordpoort is het geprognosticeerde eindresultaat verbeterd ten opzichte van vorig jaar.

De grootste risico’s zijn terug te vinden binnen de grondexploitaties Nieuwveense Landen, Noord III/IV en Kop van Noordpoort. Grote risico’s binnen het project Nieuwveense Landen zijn de ontwikkeling van de waarde van de nog aan te kopen gronden en de verlaging van de winstpotentie bij realisatie van een gebied door een projectontwikkelaar.  Afhankelijk van de (hoogte van) nog overeen te komen exploitatiebijdrage bij zelfrealisatie kan het verwachte eindresultaat voor het project Nieuwveense landen negatief uitvallen.  In geval van zelfrealisatie komen andere risico’s te vervallen. 

Bij Noord III/IV is het grootste risico, naast het niet realiseren van de geprognosticeerde afzet, de mogelijke aanleg van een spoordijk op Noord III en daarmee het verlies van uitgeefbare vierkante meters bedrijfsgrond. In de Kop van Noordpoort zijn de grootste risico's bodemsanering en mogelijke ophoging van het terrein en de aanliggende kades.

Risicobedrag
De kwantitatieve risicoanalyse hebben we op twee manieren gedaan, zoals ook is vastgelegd in de Nota Risicomanagement van gemeente Meppel. Volgens de Monte Carlo-methode moeten we een risicoreservering van € 9,24 miljoen aanhouden. Volgens de IFLO -methode is een risicoreservering van € 10,78 miljoen vereist. Als we rekening houden met de verwachte positieve resultaten binnen de grondexploitatie dan volstaat een risicoreservering van respectievelijk € 4,81 en € 5,15 miljoen. 

2. Inflatie
Het uitgangspunt van onze vastgestelde begroting 2025 is een prijsontwikkeling van 2,8%. Er blijft een inflatierisico aanwezig.  Er speelt een combinatie van factoren. Energieprijzen blijven dalen. Op andere onderdelen, zoals lonen (en daarmee samenhangend tariefstellingen) neemt de inflatie nog niet af. Deze inflatie werkt in meer of mindere mate door in alle uitgaven die wij doen. Waar mogelijk hebben wij deze verwerkt in de begroting. De onzekerheid blijft voorlopig nog aanwezig voor de langere termijn. Houdt deze inflatie aan en met welke snelheid komt deze tot uiting in onze kosten.

Per saldo schatten we deze effecten op ongeveer € 1,0 miljoen met een gemiddelde kans van voordoen.

3. Onzekerheden gemeentefonds
Zonder balans tussen taken en middelen kunnen gemeenten hun werk niet doen. Om goede zorg te kunnen blijven geven en te investeren in voorzieningen voor inwoners en de leefomgeving hebben gemeenten voldoende middelen nodig.

Het hoofdlijnenakkoord houdt de miljardenkorting op gemeenten vanaf 2026 in stand. In de gesprekken met het nieuwe kabinet over de uitwerking van het hoofdlijnenakkoord staat dus op alle beleidsterreinen de vraag centraal wat er binnen het beschikbare budget gedaan kan worden. Helder is dat er vanaf 2026 te weinig geld is om de bestaande taken goed uit te voeren. Om taken en middelen in balans te krijgen moet er geld bij of moeten er taken af.

Voor gemeenten betekent het Hoofdlijnenakkoord:  
•    De financiële positie van gemeenten verbetert niet; 
•    Specifieke uitkeringen zijn vanaf 2026 verwijderd (met uitzondering van de BUIG) en de middelen worden na aftrek van 10% efficiencykorting aan het gemeentefonds toegevoegd. Dit kan betekenen dat gemeenten meer ruimte krijgen voor eigen beleidskeuzes, meer integrale aanpak en minder administratieve lasten. Als de besparing bij de Miljoenennota wordt verwerkt in de gemeentefondsbegroting betekent dit een verdere verslechtering van het financiële beeld vanaf 2026;
•    Twee nieuwe belastingen worden ingevoerd waarvan de opbrengsten (uitsluitend) ten goede komen aan woningbouw en infra: een planbatenheffing en een (onbebouwde) grondheffing; 
•    De woonlasten worden gemaximeerd. Het maximeren van OZB beperkt gemeenten in hun mogelijkheid om extra eigen inkomsten te verwerven. De financiële situatie van gemeenten vanaf 2026 vraagt eigenlijk wel om die mogelijkheid.

Het is belangrijk dat er een duidelijk financieel kader komt van het Rijk voor de gemeenten. Zolang dat er nog niet is, is het lastig in te schatten welk risicobedrag we moeten meenemen.  Het risico varieert van ongeveer € 0,5 miljoen in 2025  per jaar en dat groeit ingaande 2026 naar een bedrag van ongeveer € 2,5 miljoen per jaar met een gemiddelde kans van voordoen.    

4. Sociaal Domein
We hebben de afgelopen jaren te maken gehad met een stijging in zorgtarieven en op onderdelen ook in zorgvragen. Hierdoor was het toegekende budget niet toereikend. Dit komt ook door CAO-ontwikkelingen, kostenontwikkeling zoals energieprijzen en krapte op de arbeidsmarkt en het 'open einde' karakter van de taken van de gemeente voor Jeugd en Wmo.

Voor de komende jaren zijn nadere afspraken gemaakt over extra middelen voor jeugdzorg. Onderdeel daarvan zijn rijksmaatregelen die moeten zorgen voor een besparing op de uitgaven jeugdhulp bij gemeenten. Gezien de groei van de jeugdhulp-uitgaven in de afgelopen jaren is het onzeker hoe de uitgaven zich ontwikkelen.

Om de risico’s goed te beheersen maken we onderscheid tussen beïnvloedbare en niet beïnvloedbare kosten. Daarnaast volgen wij nauwgezet de landelijke ontwikkelingen en hebben we een monitoring systematiek opgezet waardoor we meer inzicht hebben in de lokale (financiële) ontwikkelingen. Zo nodig sturen we bij, zowel beleidsmatig als financieel.

Voor de maatwerkvoorzieningen verwachten we voor de komende jaren een verhoging in de woningaanpassingen. Dit komt door bijvoorbeeld vergrijzing, langer (willen) thuiswonen en onvoldoende passende woonvoorzieningen. Wanneer inwoners geen eigen mogelijkheden hebben, moeten wij de uitvoering van goede woningaanpassingen uitvoeren volgens de wettelijke taak die wij hierin hebben. Omdat deze maatwerkvoorziening vaak samengaat met hoge kosten lopen wij hier een groot risico  dat dit zich ook daadwerkelijk voordoet. 

Voor de bijstand bepalen de ontwikkeling van het macrobudget, demografische- en sociaaleconomische factoren de inkomsten. In combinatie met het open-einde karakter van deze regeling leidt dit tot mogelijke overschrijdingen. De huidige arbeidsmarkt zorgt voor een lage werkloosheid en een laag aantal uitkeringen. Onzeker is hoe zich dit de komende jaren ontwikkelt. Het risico op de overschrijding van de budgetten voor de bijstand is geschat op 5% van het budget. 

Capaciteit en kennis
Ook binnen het sociaal domein is er krapte op de arbeidsmarkt. Hierdoor ontstaat er veel druk op de huidige kennis binnen de organisatie en de kosten van inhuur. Om die reden kijken we kritisch naar het voorkomen van uitstroom van medewerkers, werving van nieuwe medewerkers en alleen inhuren waar dit onvermijdelijk is.

Daarnaast ligt er nadruk op ‘de basis op orde’ krijgen (waaronder de verbetering van de toegang, investeren in de ‘sociale kaart’ en informatievoorziening, digitalisering en doorontwikkeling van het potentieel van medewerkers. Ook wordt ook geïnvesteerd in de relatie met de ketenpartners op  hun verantwoordelijkheid, zowel moreel als contractueel. 

Imago
Wij zien steeds meer dat door het handelen van derden (er wordt bijvoorbeeld minder zorg geboden aan burgers tijdens de zomervakantie of gebrek aan capaciteit bij zorgaanbieders waardoor wachtlijsten ontstaan) een negatief beeld ontstaat over de gemeente. In nauwe samenwerking met het Klant Contact Centrum van de gemeente Meppel worden antwoordprotocollen opgezet zodat de burger goed en eenduidig wordt geïnformeerd. En uiteraard spreken we onze ketenpartners aan. 

Risicobedrag
Het risicobedrag voor alle werkterreinen van het Sociaal domein schatten we vooralsnog in op zo'n € 2,7 miljoen met een hoge kans van voordoen. Dit was voorheen € 2,5 miljoen.

5. Investeringsprojecten
Elk jaar investeert Meppel in onder andere wegen, bruggen, onderwijshuisvesting, openbare ruimte, automatisering, huisvesting, voertuigen etc. Er zijn een aantal risico’s die effect kunnen hebben op de resultaten, zoals hogere kosten (archeologie, bodemverontreiniging, asbest, kabels en leidingen), gewijzigde planning en lagere inkomsten (bijdragen derden van bijv. projectontwikkelaars, subsidies).

Risicobedrag
Per saldo gaat het om zo'n € 22 miljoen aan geplande investeringsuitgaven in 2025 waar genoemde risico’s impact kunnen hebben. Rekening houdend met 20% voor het risicobedrag is de omvang van het risico € 4,5 miljoen (was € 3,2 miljoen). De kans van voordoen schatten we in als laag omdat het veel verschillende projecten betreft waar voor- en nadelen elkaar uitmiddelen. De toename van het risico is met name te relateren aan een aantal grote investeringsprojecten die worden uitgevoerd.

6. Borgstelling en verstrekte leningen.
De leningen en borgstelling lichten we toe in de paragraaf Financiering. 

De meest omvangrijke borgstellingen betreffen:

Woonconcept Onroerend Goed B.V.
Dit gaat over het onderwijspark Ezinge inclusief sportaccommodatie die is gerealiseerd door Woonconcept Onroerend Goed BV (WOG). De gemeente staat borg voor de lening die voor de bouw is afgesloten en jaarlijks gedeeltelijk wordt afgelost. De hoofdsom bedroeg € 50 miljoen. Begin 2025 resteert € 43,6 miljoen met een resterende looptijd van 28 jaar. Belangrijkste risico is een faillissement van de WOG. Voor de gemeente is er dan een risico dat de borgstelling wordt aangesproken. De gemeente is daarin afhankelijk van hoe de WOG uitvoering geeft aan de businesscase. Het risicobedrag schatten we in op € 2,7 miljoen, zijnde de jaarverplichting aan aflossing en rente voor 1 jaar. Het college gaat met de WOG in gesprek om het risico beheersbaar te houden.

Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)
Het WSW garandeert leningen van woningcorporaties. Corporaties kunnen hierdoor met gunstige financieringsmogelijkheden sociale huurwoningen realiseren en in stand te houden. Wanneer een corporatie in financiële problemen raakt, zorgt het WSW dat rentebetalingen en aflossing van leningen doorgaan. Het WSW betaalt dit uit eigen kapitaal. Dat kapitaal kunnen ze aanvullen door obligo bij alle deelnemende corporaties op te halen. Pas wanneer dat onvoldoende is, komen Rijk en gemeenten als achtervanger in beeld om renteloze leningen te verstrekken. De omvang van de leningen waar gemeente Meppel garant voor staat bedraagt € 158 miljoen (peiljaar 2024). Het risico is verwaarloosbaar. Voorzichtigheidshalve houden we rekening met een risico bedrag € 790.000, zijnde 0,5% van de omvang van de leningen

Risicobedrag
Het  totale risicobedrag voor borgstellingen en verstrekte leningen schatten we daarmee in op zo'n € 3,4 miljoen met een lage kans.

7. Verbonden partijen
In Drents verband hebben we afspraken gemaakt in de nota “Samen werken voor Drenthe” opgesteld vanuit de VDG en de griffierskring om meer grip te krijgen op de gemeenschappelijke regelingen. Daarin zijn onder meer ook afspraken gemaakt over de aanwezige weerstandscapaciteit bij de gemeenschappelijke regeling:

1. De weerstandscapaciteit is aanwezig bij de deelnemers en beperkt bij de gemeenschappelijke regeling.
2. Het dagelijks bestuur (DB) van de gemeenschappelijke regeling vermeldt in de jaarstukken en begroting het verschil tussen benodigd en beschikbaar weerstandsvermogen in totaal en naar rato voor de afzonderlijke deelnemers.
3. Een algemene reserve is toegestaan om ontwikkelingen in het loon- en prijspeil af te dekken, met een maximale omvang van 2,5% van de lasten van het betreffende jaar.
4. Als de verwachting is dat de ontwikkelingen in het loon- en prijspeil boven de maximale omvang van 2,5% uitkomt, is afwijken van de richtlijn van 2,5% mogelijk. Hiervoor doet het DB van de gemeenschappelijke regeling een gemotiveerd voorstel aan het algemeen bestuur.
5. Het bedrag boven het vastgestelde maximum van de algemene reserve, vloeit naar rato van de deelnemersbijdrage terug naar de deelnemers.

Risicobedrag
Het risicobedrag als gevolg van deze afgesproken systematiek schatten wij vooralsnog in op zo'n € 0,5 miljoen.

Voor een aantal verbonden partijen blijft extra aandacht noodzakelijk:

Gemeentelijke Kredietbank (GKB)

De financiële situatie van de GKB staat al enkele jaren onder druk en is zorgelijk. De GKB heeft geen eigen vermogen, waardoor de financiële gevolgen de afgelopen jaren door de gemeenten in de gemeenschappelijke regeling zijn opgevangen. Het Algemeen Bestuur heeft op 4 juni 2024 een definitief voorgenomen besluit genomen om de organisatie van de GKB te verzelfstandigen in de vorm van een stichting en de huidige Gemeenschappelijke Regeling per 1 januari 2025 te ontmantelen. De verwachting is dat de huidige gemeenten die nu diensten afnemen via een dienstverleningsovereenkomst ook zullen meedoen. In november 2024 is hier meer duidelijkheid over. Uitgangspunt is dat de nieuwe stichting zichzelf kan redden zonder aanvullende bijdragen in de exploitatie. In het kader van de transformatie zullen de drie GR-gemeenten een risicoreserve aan de nieuwe stichting meegegeven. 

Duidelijk is wel dat dit transformatieproces gepaard zal gaan met kosten voor de 3 GR-gemeenten die  we verwerken in het liquidatieplan (afwikkeling en ontmanteling van de GR).

Risicobedrag
Het risicobedrag voor de GKB ramen wij op € 1,7 miljoen.  Bij de berekening hielden we rekening met verschillende scenario’s voor de toekomst van de GKB.  Hiermee is het risicobedrag  gelijk gebleven. Echter het financieel positieve scenario is aannemelijker geworden. Daarom schatten we de kans van voordoen lager in.

Per saldo komen we op een risico inventarisatie van zo'n € 2,2 miljoen (was € 2,2 miljoen) voor de Verbonden partijen, met een gemiddelde (was hoge) kans

8. Risico’s in de bedrijfsvoering
Krapte op de arbeidsmarkt leidt tot het moeilijk invullen van vacatures. Risico bestaat dat we over moet gaan op (relatief duurdere) inhuur van personeel om de continuïteit van de werkzaamheden te garanderen. Een risico is ook dat onderbezetting het bestaande personeel overbelast. Dit kan leiden tot een hoger ziekteverzuim. Ook dan moet we in een paar gevallen overgaan op inhuur van personeel.  De beschikbaarheid van personeel, maar ook de beschikbaarheid van materialen (schaarste) heeft gevolgen op de doorlooptijd van projecten. 

De complexiteit van opgaven voor de gemeente neemt toe. Dit vraagt een bepaalde capaciteit/expertise  die in de markt moeilijk te vinden is voor de salarisschalen die Meppel te bieden heeft. Hierdoor moeten we  inhuren.  Door met andere gemeenten en overheidsinstellingen samen te werken, verkleinen we het risico.

Een veilige infrastructuur met veilige software en processen die informatieveiligheid garanderen is essentieel. Met het meerjarenplan voor Informatisering versterken we de keten van beleid-organisatie-proces en techniek. Daarmee kunnen we risico’s beter beheersen. Het neemt de kans op een incident niet weg maar het verkleint deze wel. Daarnaast helpen de verantwoordingssystematiek over informatieveiligheid van diverse systemen (waaronder de Basisregistratie Personen en DigiD) middels ENSIA (Eenduidige Normatiek Single Information Audit) en de audit in het kader van de Wet Politie Gegevens ons verbeterpunten te realiseren.

Per saldo komen we op een risico inventarisatie van ongeveer € 3,0 miljoen voor de bedrijfsvoering, met een lage kans. 

9. Huuropbrengst en gebruikersvergoedingen
Gemeente Meppel is in bezit van diverse vastgoedobjecten, die we verhuren of waarvoor we een gebruikersvergoeding vragen of waarvoor een gebruikersvergoeding in rekening wordt gebracht. De gemeente loopt het risico van gederfde huurinkomsten, bijvoorbeeld in geval van onvoorziene leegstand of opzegging van contracten. Het jaarlijks bedrag aan huurinkomsten/gebruikersvergoedingen is zo'n € 1,9 miljoen. Op grond van de nota risicomanagement houden we rekening met een risicobedrag gebaseerd op 4 jaar leegstand wat uitkomt op € 7,7 miljoen (was € 7,2 miljoen). De toename van het risicobedrag is met name het gevolg van indexatie van de huuropbrengsten.

De risicoweging schatten we in als zeer laag aangezien we de huurinkomsten van een groot aantal partijen ontvangen.  Voor een deel van deze partijen is daarnaast ook sprake van een subsidierelatie waarin de subsidiebijdrage deels de huurkosten compenseert.

10. Opvang Oekraïense vluchtelingen
De oorlog in Oekraïne heeft gevolgen voor Nederlandse gemeenten. Dat kan gaan om opvang van vluchtelingen door gemeenten en particulieren, ondersteuning van Oekraïners en Russen die momenteel in Nederland verblijven, risico's voor digitale veiligheid en economische sancties voor Russische bedrijven. Als gevolg van de extra opvang door de oorlog in Oekraïne is de reguliere vluchtelingopvang ook onder druk komen te staan. Dit heeft gevolgen voor de extra te realiseren (crisis/nood) opvangplekken. Onzeker is of de Oekraïne opvang een positief resultaat blijft weergeven (door mogelijk lagere vergoedingen van het Rijk), de onzekere situatie bij opvanglocatie(s) en de onzekere situatie rond de spreidingswet. We komen op een risico inventarisatie van ongeveer € 1,0 miljoen.

Bij de jaarrekening is besloten om een reserve in te stellen. Dit dekt het risicobedrag. Het restrisicobedrag is hiermee nihil.

11. Overige risico’s
De gemeente kent naast de going-concern activiteiten ook enkele financiële risico’s die niet goed te kwantificeren zijn. Het is van belang deze risico’s te volgen en daar waar mogelijk tijdig beheersmaatregelen te treffen. Het gaat om de volgende risico’s:

a) De vermindering van de uitstoot van stikstof op basis van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) kan gevolgen hebben voor de uitvoering van projecten in onze gemeente.

b) De Omgevingswet en de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen zijn in werking sinds 1 januari 2024. De invoering is verlopen zonder ernstige verstoringen. Dat wil nog niet zeggen dat er geen risico’s meer zijn. 
Elke gemeente moet uiterlijk 1 januari 2032 het Omgevingsplan Omgevingswetproof gemaakt hebben. Voor Meppel houdt dat nog een enorme opgave in. Het landelijke Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) werkt maar functioneert nog lang niet optimaal, de gebruiksvriendelijkheid is nog ondermaats. Dat leidt tot veel vragen van inwoners en ondernemers. Elke gemeente heeft nieuwe lokale software moeten aanschaffen om te kunnen schakelen met het DSO. Ook Meppel heeft de nieuwe pakketten ingekocht, geïnstalleerd en technisch gekoppeld aan het DSO. Vooral de software voor de ontwikkeling van het Omgevingsplan biedt nog niet de functionaliteiten die vereist zijn voor planologische wijzigingen. Uiteraard doen we er alles aan om de hinder voor inwoners en ondernemers zo klein mogelijk te maken, maar het gaat zeker nog een aantal jaren duren voor het nieuwe stelsel op het beoogde kwaliteitsniveau is aangeland. De gemeente heeft dan ook nog veel inzet te plegen om het stelsel ook voor Meppel optimaal werkend te krijgen.

c) We lopen in deze onzekere tijd meer risico ten aanzien van de inning van de gemeentelijke heffingen. Met name voor de ondernemers en andere bedrijven verwachten we betalingsproblemen. Het is mogelijk dat een eventueel verleend uitstel van betaling uiteindelijk leidt tot oninbaarheid.

d) We zijn bezig met het strategische beleid hoe om te gaan met vastgoed specifiek en gemeentelijke bezittingen in brede zin. Om zodoende te bepalen of we  voor het onderhoud van  kapitaalgoederen voldoende middelen hebben om onze onderhoudsplannen uit te voeren. Dit is een maatregel die we treffen om mogelijke risico’s op dit onderwerp te beheersen.


Hoewel lastig in te schatten houden we rekening met een risicobedrag van € 0,5 miljoen en een lage kans.

Gewenst weerstandsvermogen

Terug naar navigatie - Gewenst weerstandsvermogen

Volgens de door de raad vastgestelde beleidskaders heeft een calculatie plaatsgevonden van de geïnventariseerde risico’s. In totaliteit is een risicobedrag gecalculeerd van € 19,2 miljoen. Bij de berekening van dit bedrag zijn de uitgangspunten gehanteerd zoals vastgelegd in de door de raad in 2023 vastgestelde Nota risicomanagement en weerstandsvermogen.

Het beschreven risicoprofiel is gekwantificeerd en kunnen we afzetten tegen het vermogen van de gemeente om deze potentiële tegenvallers op te vangen zonder dat de continuïteit van de bedrijfsvoering in gevaar komt. Dit weerstandsvermogen is de verhouding tussen de risico’s en de weerstandscapaciteit. De weerstandscapaciteit bestaat uit potentieel in te zetten middelen om de tegenvallers op te vangen.

Naast de bufferreserve zijn dit overige reserves (a), onbenutte inkomstenbronnen (b) en stille reserves (c).

a) Reserves
De algemene reserves bestaande uit de bufferreserve en de vrij besteedbare reserve (voor resultaatbestemming) hebben een geraamde gezamenlijke omvang van € 40,3 miljoen.
b) Onbenutte belastingcapaciteit
Voor het berekenen van het gewenste bufferniveau gaan we uit van de berekeningswijze zoals is vastgelegd in de Nota  risicomanagement en weerstandsvermogen. Uitgangspunt daarin is een verhoging van de OZB-tarieven tot 20% boven het gemiddelde in Nederland. De onbenutte belastingcapaciteit is met deze benadering € 1,3 miljoen.
c) Stille reserves
Stille reserves zijn aandelen, gronden en gebouwen die bij verkoop meer kunnen opleveren dan de boekwaarde. Er is geen onderzoek verricht naar de hoogte van deze stille reserves, die we normaal gesproken pas aanspreken na uitputting van de overige reserves. Bovendien is het onzeker of stille reserves daadwerkelijk kunnen kapitaliseren, aangezien we daarvoor ook een koper moeten vinden.

Conclusie

Terug naar navigatie - Conclusie

Het adviesniveau en het kengetal is als volgt berekend:

Berekening kengetal weerstandsvermogen
a Gewogen gemiddeld risico 19,2
b Belastingcapaciteit 1,3
c = a - b Op te vangen door weerstandscapaciteit 17,9
d Algemene reserve 40,3
e = d/c Kengetal weerstandsvermogen 2,2

De streefwaarde zoals opgenomen in het door de raad vastgestelde nota risicomanagement is 2,0. De huidige weerstandscapaciteit is 2,2 (classificatie uitstekend) en voldoet daarmee aan onze streefwaarde.