Paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing

Inleiding

Terug naar navigatie - Paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing - Inleiding

Deze paragraaf gaat over de financiële kengetallen, de belangrijkste risico’s en beheersmaatregelen en de beschikbare weerstandscapaciteit. Dat geeft inzicht in hoe we komen en blijven tot een gezonde financiële positie. De weerstandscapaciteit bestaat uit middelen en mogelijkheden om eventuele tegenvallers op te vangen, zonder dat we de begroting en het beleid moeten aanpassen. Kaders voor deze paragraaf zijn:

  • Besluit Begroten en Verantwoorden (BBV)
  • Nota risicomanagement en weerstandsvermogen (2023)
  • Financieel Actieplan (2023)

Financiële kengetallen

Terug naar navigatie - Paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing - Financiële kengetallen

Vanuit de begrotingsvoorschriften zijn we verplicht vijf financiële kengetallen op te nemen. Dit is onder andere om onze financiële positie voor de raad inzichtelijker en beter vergelijkbaar te maken. Het gaat om de netto schuldquote, de solvabiliteitsratio en indicatoren met betrekking tot de grondexploitatie, structurele exploitatieruimte en belastingcapaciteit. 

Kengetallen hebben een signalerende functie, geven inzicht in de financiële positie en over de weerbaarheid en wendbaarheid van een gemeente. We sluiten voor de verplichte kengetallen aan bij de signaleringswaarden die de provincie hanteert. Over het algemeen kunnen we stellen dat “groen” het minst risicovol is en “rood” het meest.

In het financieel actieplan hebben we twaalf uitgangspunten opgenomen. Een aantal daarvan heeft betrekking op de kengetallen, die we in de nota risicomanagement hebben uitgewerkt in streefwaarden. Deze streefwaarden staan in onderstaande tabel.

Provinciale categorie
A Minst risicovol
B
C Meest risicovol
Financiele kengetallen Streefwaarden JR 2024 B2025 B2026 B2027 B2028 B2029
1. netto schuldquote <90% 45% 65% 55% 63% 62% 76%
1a. netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen <90% 40% 60% 51% 58% 57% 71%
1b. netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen en voorraden grond <90% 24% 44% 44% 58% 65% 73%
2. solvabiliteitsratio 20 - 50% 28% 33% 35% 35% 37% 33%
3. grondexploitatie <20% 17% 16% 7% 1% -8,4% -1,5%
4. structurele exploitatieruimte >0% 7,8% 6,0% 1,3% 0,6% -0,7% 0,6%
5. belastingcapaciteit <95% 83% 85% 83% 83% 83% 83%
6. Weerstandscapaciteit > 2,0 2,3 2,2 3,2

Als de uitkomst van één van de kengetallen uit de pas schiet, wil dat niet zeggen dat we financieel niet (langer) gezond zijn. Het is een aanwijzing dat we (aanvullende) beheersmaatregelen moeten nemen, of bestaande beheersmaatregelen moeten herijken.

Toelichting Tabel

Netto schuldquote
De netto schuldquote weerspiegelt het niveau van onze schuldenlast ten opzichte van de eigen middelen. De netto schuldquote geeft een indicatie van de druk van de rentelasten en de aflossing op de exploitatie. Bij deze uitkomst kunnen we twee factoren noemen die het niveau verklaren. Ze zijn opgenomen als 1a en 1b:
a) Verstrekte leningen. De rente- en aflossingsverplichtingen op deze leningen berekenen we helemaal door aan andere partijen en drukken niet op de exploitatie van de gemeente.
b) Voorraad bouwgrond. Om deze gronden aan te kopen hebben we leningen afgesloten. De rentelast hiervan drukt op de grondexploitaties. Met de verkoopopbrengst kunnen we leningen aflossen.
De netto schuldquote valt binnen de gestelde streefwaarde en de categorie minst risicovol. De netto-schuldquote neemt de komende jaren toe. Dit komt doordat we onze ambities financieel hebben vertaald in concrete investeringsplannen. In de afgelopen jaren is de schuldquote juist sterk gedaald, vooral omdat we geen nieuwe leningen hebben afgesloten. Wel hebben we afgelost op bestaande leningen. Daarnaast hebben we enkele grote subsidies als voorschot ontvangen, wat onze financiële positie tijdelijk heeft versterkt.

Solvabiliteitsratio
De solvabiliteitsratio is een kengetal dat weergeeft welk deel van het gemeentelijk vermogen is gefinancierd met eigen vermogen. Het is een maatstaf dat inzicht geeft In de mate waarin we aan onze financiële verplichtingen kunnen voldoen. Onze streefwaarde is tussen de 20% en 50%. Hier blijven we tussen. Langjarig verwachten we dat de solvabiliteit iets zal afnemen door de extra leningen die we aan trekken voor de financiering van de geplande activiteiten.

Grondexploitatie
Het kengetal grondexploitatie geeft aan hoe groot de grondpositie (de boekwaarde van de grond) is ten opzichte van de totale baten. De boekwaarde van de voorraden grond is van belang, omdat we deze bij de verkoop moeten terugverdienen. Vanaf 2025 neemt de omvang van de grondexploitaties af. Dit is gebaseerd op prognoses van grondverkoop. In 2028 en 2029 verwachten we dat de boekwaarde van de grondexploitaties negatief uitvalt. Dit is feitelijk een teken van winstpotentie voor de algemene middelen. Omdat we in de begroting geen tussentijdse winstneming begroten, leidt dit boekhoudkundig tot een negatieve waarde. Gevolg van de afname van de boekwaarde van de grondexploitaties is ook dat de verschillende schuldquota meer naar elkaar toe bewegen. Voor een verdere toelichting op de grondexploitaties verwijzen we naar de paragraaf grondbeleid. 

Structurele exploitatieruimte
Voor de beoordeling van het structurele en reële evenwicht maken we onderscheid tussen structurele en incidentele lasten. Een overzicht van de incidentele lasten en baten staat achterin dit boekwerk. De structurele exploitatieruimte wordt bepaald door het saldo van de structurele baten en lasten te delen door de totale baten. Een negatief percentage betekent dat we de structurele lasten niet volledig kunnen dekken met de structurele baten. 

Belastingcapaciteit
Onder de woonlasten verstaan we de OZB, de rioolheffing en de afvalstoffenheffing voor een woning op basis van de gemiddelde WOZ-waarde in de gemeente. De belastingcapaciteit van gemeenten berekenen we door de totale woonlasten meerpersoonshuishouden te vergelijken met het landelijke gemiddelde. De belastingcapaciteit drukken we uit in een percentage. Zoals uit de tabel van de kengetallen blijkt, zijn de woonlasten in onze gemeente lager dan het landelijke gemiddelde voor een gezin. 

Weerstandscapaciteit
Het beschreven risicoprofiel is gekwantificeerd en kunnen we afzetten tegen het vermogen om deze potentiële tegenvallers op te vangen zonder dat de continuïteit van de bedrijfsvoering in gevaar komt. Dit noemen we onze weerstandscapaciteit. Deze is in de afgelopen jaren met name gestegen door de positieve resultaten die aan onze reserves zijn toegevoegd. 

Conclusie
Over het algemeen staan we er financieel goed voor. Mede dankzij de inzet op het financieel actieplan en de incidentele meevallers. De komende jaren pakken we een groot aantal ambities waardoor aandacht op de financiële positie een aandachtspunt blijft. Onze algemene bufferreserve is op orde om de risico's die we lopen op te kunnen vangen. 

Risicoanalyse en beheersmaatregelen

Terug naar navigatie - Paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing - Risicoanalyse en beheersmaatregelen

De belangrijkste risico’s hebben we inzichtelijk gemaakt. Op basis hiervan maakten we een inschatting van de financiële impact van deze risico’s. Uiteraard met de kanttekening dat elke inschatting met de nodige onzekerheden is omgeven. Daarom werken we met een bandbreedte. 

Alle risico’s hebben we in de volgende risicokaart ingedeeld. De werkwijze om daar te komen bestaat uit de volgende stappen:
- Identificeren van risico’s. In deze fase inventariseren we alle potentiële risico’s.
- Kwantificeren van risico’s. De analyse bestaat uit een schatting van de kans dat een gebeurtenis optreedt, en wat daarvan de gevolgen zijn.
- Definiëren en implementeren van beheersmaatregelen. Beheersmaatregelen kunnen preventief van aard zijn, gericht op het voorkomen van de gebeurtenis.
- Financieel afdekken van risico's.
Tot slot kunnen we op grond van deze analyses bepalen hoeveel middelen we moeten reserveren om risico’s af te dekken. Het gaat dan om restrisico’s. Hiermee bedoelen we dat we de mate moeten meewegen waarin getroffen beheersmaatregelen het oorspronkelijke risico terugdringen.

Op basis van deze stappen hebben we de verwachte financiële impact van de risico’s gemaakt. De berekening van de risico’s leidt tot een op te vangen risico van € 19,6 miljoen, het gemiddelde van het positieve scenario en het negatieve scenario. In onderstaande tabel benoemen we de opvang van Oekraïense vluchtelingen nog wel als risico, maar het risicobedrag is gelijk aan de betreffende reserve. 

Totaaloverzicht

Risico’s Risico-bedrag Risicoweging Positief scenario Negatief scenario
1 Grondexploitaties 9,1 * 9,1 9,1
2 Inflatie 1,0 40% - 60% 0,4 0,6
3 Gemeentefonds 1,5 40% - 60% 0,6 0,9
4 Sociaal domein 2,7 60% - 80% 1,6 2,2
5 Investeringsprojecten 9,8 20% - 40% 2,0 3,9
6 Borgstelling en verstrekte leningen 3,4 20% - 40% 0,7 1,4
7 Verbonden partijen 0,8 40% - 60% 0,3 0,5
8 Risico's in de bedrijfsvoering 4,0 40% - 60% 1,6 2,4
9 Multifunctionele accommodaties huurinkomsten 8,6 0% - 20% 0,0 1,7
10 Opvang Oekraïense vluchtelingen 0,0 40% - 60% 0,0 0,0
11 Overige risico's 0,5 20% - 40% 0,1 0,2
Totaal 16,4 22,8
Gemiddeld 19,6
* Cf uitgangspunten nota risicomanagement geen weging opgenomen

1. Grondexploitaties
Een extern adviesbureau heeft een risicoanalyse gemaakt van de grondexploitaties (februari 2025). Risico’s zijn onder andere een te hoge boekwaarde van het grondbezit, tegenvallende verkoopresultaten in tijd en geld, stijgende kosten van bouw- en woonrijp maken en juridische geschillen. De risico’s hebben ze voor alle grondexploitaties afzonderlijk in beeld gebracht. Daarnaast maakten ze onderscheid tussen algemene en (project)specifieke risico’s.

Een belangrijk risico voor de lopende projecten is het niet realiseren van de voorspelde afzet (kavelverkoop). Vertraging in (de uitgifte van en realisatie woonrijp maken van) een project kan leiden tot een toename van rente-, planontwikkelings - en beheerskosten. Daarnaast bestaan er risico’s die samenhangen met de ontwikkeling van de parameters binnen de projecten, zoals kosten- en opbrengstenstijging en de renteontwikkeling. Uitgangspunt voor de risicoanalyse is dat we de projecten uiteindelijk helemaal realiseren.

De grootste risico’s zijn terug te vinden binnen de grondexploitaties Nieuwveense Landen, Kop van Noordpoort, Noord III en Noord IV. Dit zijn projecten met een wat langere looptijd waar de geschetste risico's veel invloed kunnen hebben op het uiteindelijke resultaat.

Risicobedrag
De kwantitatieve risicoanalyse hebben we op twee manieren gedaan, zoals ook is vastgelegd in de Nota Risicomanagement. Volgens de Monte Carlo-methode moeten we een risicoreservering van € 5,1 miljoen aanhouden. Volgens de IFLO-methode is een risicoreservering van € 9,1 miljoen vereist. Als we rekening houden met de verwachte positieve resultaten binnen de grondexploitatie dan volstaat een risicoreservering van respectievelijk € 0,9 en € 4,5 miljoen. Bij de bepaling van het weerstandsvermogen houden we rekening met de hoogste risico-uitkomst van € 9,1 miljoen (gelijk aan vorige actualisatie).

2. Inflatie 
Het uitgangspunt van onze vastgestelde begroting 2026 is een prijsontwikkeling van 2,6%. Er blijft een inflatierisico aanwezig. Er speelt een combinatie van factoren. Energieprijzen blijven volatiel. Op andere onderdelen, zoals lonen (en daarmee samenhangend tariefstellingen) blijft de inflatie aanwezig. Deze inflatie werkt in meer of mindere mate door in alle uitgaven die we doen. Waar mogelijk hebben we deze verwerkt in de begroting. De onzekerheid blijft voorlopig nog aanwezig voor de langere termijn. Houdt deze inflatie aan en met welke snelheid komt deze tot uiting in onze kosten.

We wijzigen onze schatting niet ten opzichte van de vorige keer. Per saldo schatten we deze effecten op ongeveer € 1,0 miljoen met een gemiddelde kans van voordoen.

3. Onzekerheden gemeentefonds
Zonder balans tussen taken en middelen kunnen gemeenten hun werk niet doen. Om goede zorg te kunnen blijven geven en te investeren in voorzieningen voor inwoners en de leefomgeving, hebben gemeenten voldoende middelen nodig.

Het gemeentefonds is cruciaal voor de financiële stabiliteit van gemeenten. De omvang van deze fondsen wordt bepaald tijdens het begrotingsproces van de Rijksoverheid. Uitgangspunt bij deze gemeentelijke begroting is de meicirculaire 2025. Een grove vertaling daarvan betekent min of meer een verschuiving van het ravijnjaar naar 2028. Vanaf 2026 zijn structureel gelden gelden opgenomen om het ravijn iets te dempen. Daarnaast is voor 2026 en 2027 incidenteel geld beschikbaar om de maatregelen die moeten leiden tot een besparing op de uitgaven van jeugdzorg, voor de komende twee jaren te verzachten. Onzekerheid over de omvang van het gemeentefonds in de toekomst blijft zolang het kabinet demissionair is en we ook niet weten wat een nieuw kabinet gaat doen.
 
Daarom is het lastig in te schatten welk risicobedrag we moeten meenemen.  Het risico varieert van ongeveer € 0,5 miljoen per jaar en groeit ingaande 2028 naar een bedrag van ongeveer € 2,5 miljoen per jaar met een gemiddelde kans van voordoen.    

4. Sociaal domein
We hebben de afgelopen jaren te maken gehad met een stijging in zorgtarieven en op onderdelen ook in zorgvragen. Hierdoor was het toegekende budget niet toereikend. Dit komt ook door CAO-ontwikkelingen, kostenontwikkeling zoals energieprijzen, krapte op de arbeidsmarkt en het 'open einde' karakter van de taken voor Jeugd en Wmo.

Voor de komende jaren zijn afspraken gemaakt over extra middelen voor jeugdzorg. Onderdeel daarvan zijn rijksmaatregelen die moeten zorgen voor een besparing op de uitgaven van jeugdhulp bij gemeenten. Gezien de groei van de jeugdhulp-uitgaven in de afgelopen jaren, is het onzeker hoe de uitgaven zich ontwikkelen.

Om de risico’s goed te beheersen maken we onderscheid tussen beïnvloedbare en niet beïnvloedbare kosten. Daarnaast volgen wij nauwgezet de landelijke ontwikkelingen en hebben we een monitoring systematiek opgezet, waardoor we meer inzicht hebben in de lokale (financiële) ontwikkelingen. Zo nodig sturen we bij, zowel beleidsmatig als financieel.

Voor de maatwerkvoorzieningen verwachten we voor de komende jaren een verhoging in de woningaanpassingen. Dit komt bijvoorbeeld door vergrijzing, langer thuiswonen en onvoldoende passende woonvoorzieningen. Wanneer inwoners geen eigen mogelijkheden hebben, moeten wij vanwege onze wettelijke taak de uitvoering van goede woningaanpassingen uitvoeren. Omdat deze maatwerkvoorziening vaak samengaat met hoge kosten lopen we hier een groot risico dat dit zich daadwerkelijk voordoet. 

Voor de bijstand bepalen de ontwikkeling van het macrobudget, demografische- en sociaaleconomische factoren de inkomsten. In combinatie met het 'open einde' karakter van deze regeling leidt dit tot mogelijke overschrijdingen. De huidige arbeidsmarkt zorgt voor een lage werkloosheid en een laag aantal uitkeringen. Onzeker is hoe zich dit de komende jaren ontwikkelt. Het risico op de overschrijding van de budgetten voor de bijstand is geschat op 5% van het budget. 

Capaciteit en kennis
Ook binnen het Sociaal domein is er krapte op de arbeidsmarkt. Hierdoor ontstaat er veel druk op de kennis binnen de organisatie en de kosten van inhuur. Om die reden kijken we kritisch naar het voorkomen van uitstroom van medewerkers, werving van nieuwe medewerkers en alleen inhuren wanneer dit onvermijdelijk is.

Daarnaast ligt er nadruk op ‘de basis op orde’ krijgen (waaronder de verbetering van de toegang, investeren in de ‘sociale kaart’ en informatievoorziening, digitalisering en doorontwikkeling van het potentieel van medewerkers). Ook wordt ook geïnvesteerd in de relatie met de ketenpartners op  hun verantwoordelijkheid, zowel moreel als contractueel. 

Imago
Wij zien steeds meer dat door het handelen van derden (bijvoorbeeld minder zorg aan inwoners tijdens de zomervakantie of gebrek aan capaciteit bij zorgaanbieders waardoor wachtlijsten ontstaan) een negatief beeld ontstaat over de gemeente. In nauwe samenwerking met ons Klant Contact Centrum zetten we antwoordprotocollen op zodat de inwoners goed en eenduidig worden geïnformeerd. Uiteraard spreken we onze ketenpartners aan. 

Risicobedrag
Het risicobedrag voor alle werkterreinen van het Sociaal domein schatten we vooralsnog in op € 2,7 miljoen met een hoge kans van voordoen. Dit was voorheen € 2,5 miljoen. 

5. Investeringsprojecten
Elk jaar investeren we in onder andere wegen, bruggen, onderwijshuisvesting, openbare ruimte, automatisering, huisvesting, voertuigen, etc.. Er zijn enkele risico’s die effect kunnen hebben op de resultaten, zoals hogere kosten (archeologie, bodemverontreiniging, asbest, kabels en leidingen), gewijzigde planning en lagere inkomsten (bijdragen derden van bijv. projectontwikkelaars, subsidies).

Risicobedrag
Per saldo gaat het om circa € 49 miljoen aan geplande investeringsuitgaven in 2026 waar genoemde risico’s impact kunnen hebben. Rekening houdend met 20% voor het risicobedrag is de omvang van het risico € 9,8 miljoen (was € 4,5 miljoen). De toename in het risicoprofiel is met name te relateren aan de omvang van het totaal aan investeringsprojecten, waaronder de ontwikkeling in Noordpoort, realisatie van de onderwijsvoorziening Nieuwveense Landen, vernieuwbouw schouwburg Ogterop en de herinrichting van het stadhuis en de werf.

De kans van voordoen schatten we in als laag, omdat het veel verschillende projecten betreft waar voor- en nadelen elkaar uitmiddelen.

6. Borgstelling en verstrekte leningen.
De leningen en borgstelling lichten we toe in de paragraaf Financiering. 

De meest omvangrijke borgstellingen betreffen:

Woonconcept Onroerend Goed B.V.
Dit gaat over het onderwijspark Ezinge inclusief de sportaccommodatie die is gerealiseerd door Woonconcept Onroerend Goed BV (WOG). We staan borg voor de lening die voor de bouw is afgesloten en jaarlijks gedeeltelijk wordt afgelost. De hoofdsom bedroeg € 50 miljoen. Begin 2026 resteert € 42,9 miljoen met een resterende looptijd van 27 jaar. Belangrijkste risico is een faillissement van de WOG. Voor ons is er dan een risico dat de borgstelling wordt aangesproken. We zijn daarin afhankelijk van hoe de WOG uitvoering geeft aan de businesscase. Het risicobedrag schatten we in op € 2,7 miljoen, dat is de jaarverplichting aan aflossing en rente voor 1 jaar. Het college onderzoekt samen met de WOG en betrokken huurders de huur- en eigendomsconstructie van het onderwijspark. 

Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)
Het WSW garandeert leningen van woningcorporaties. Corporaties kunnen hierdoor met gunstige financieringsmogelijkheden sociale huurwoningen realiseren en in stand te houden. Als een corporatie in financiële problemen raakt, zorgt het WSW dat rentebetalingen en aflossing van leningen doorgaan. Het WSW betaalt dit uit eigen kapitaal. Dat kapitaal kunnen ze aanvullen door obligo bij alle deelnemende corporaties op te halen. Pas wanneer dat onvoldoende is, komen Rijk en gemeenten als achtervang in beeld om renteloze leningen te verstrekken. De omvang van de leningen waar we garant voor staan bedraagt € 157 miljoen (peiljaar 2025). Het risico is verwaarloosbaar. Voorzichtigheidshalve houden we rekening met een risico bedrag van € 785.000, zijnde 0,5% van de omvang van de leningen

Risicobedrag
Het totale risicobedrag voor borgstellingen en verstrekte leningen schatten we daarmee in op circa € 3,4 miljoen met een lage kans en is daarmee niet gewijzigd ten opzichte van de vorige actualisatie.

7. Verbonden partijen
In Drents verband hebben we afspraken gemaakt in de nota “Samen werken voor Drenthe” opgesteld vanuit de VDG en de griffierskring om meer grip te krijgen op de gemeenschappelijke regelingen. Daarin zijn onder meer afspraken gemaakt over de weerstandscapaciteit bij de gemeenschappelijke regeling:

1. De weerstandscapaciteit is aanwezig bij de deelnemers en beperkt bij de gemeenschappelijke regeling.
2. Het dagelijks bestuur (DB) van de gemeenschappelijke regeling vermeldt in de jaarstukken en begroting het verschil tussen benodigd en beschikbaar weerstandsvermogen in totaal en naar rato voor de afzonderlijke deelnemers.
3. Een algemene reserve is toegestaan om ontwikkelingen in het loon- en prijspeil af te dekken, met een maximale omvang van 2,5% van de lasten van het betreffende jaar.
4. Als de verwachting is dat de ontwikkelingen in het loon- en prijspeil boven de maximale omvang van 2,5% uitkomt, is afwijken van de richtlijn van 2,5% mogelijk. Hiervoor doet het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling een gemotiveerd voorstel aan het algemeen bestuur.
5. Het bedrag boven het vastgestelde maximum van de algemene reserve, vloeit naar rato van de deelnemersbijdrage terug naar de deelnemers.

Risicobedrag
Het risicobedrag als gevolg van deze afgesproken systematiek schatten wij vooralsnog in op zo'n € 0,5 miljoen.

Gemeenschappelijke Regeling Gemeentelijke Kredietbank (GR GKB)
De financiële risico’s van de GR GKB staat al enige jaren onder druk en is zorgelijk. De GR GKB heeft geen eigen vermogen dus eventuele financiële gevolgen moeten worden opgevangen door de gemeenten in de gemeenschappelijke regeling. Naast de onevenredige verdeling van de risico’s is er ook sprake van een juridische onrechtmatigheid in het kader van de aanbestedingsregels. Daarom is er een nieuw toekomstperspectief nodig voor de GKB. We werken aan het transformatieproces om de GKB te verzelfstandigen in de vorm van een stichting. Het definitieve besluit tot verzelfstandiging is genomen door het Algemeen Bestuur op 19 juni 2025. De stichting GKB zal in principe uitsluitend diensten verlenen aan gemeenten die zich bij de stichting hebben aangesloten. De verwachting is dat in totaal 12 gemeenten gaan deelnemen aan de stichting GKB.

De stichting GKB is formeel opgericht op 21 juli 2025. Momenteel worden de laatste afspraken vastgelegd (vaststellen Sociaal Plan en afspraken met de Ondernemingsraad) en worden voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd, zodat het personeel en de activiteiten met ingang van 1 januari 2026 over kunnen naar de stichting. Uitgangspunt is dat de stichting zichzelf kan redden zonder de verschillende bijdragen in de exploitatie, waarbij de GR-gemeenten in het kader van de transformatie een risicoreserve meegeeft. Daarnaast gaat dit transformatieproces ook gepaard met kosten voor de drie GR-gemeenten. Er wordt op dit moment gewerkt aan een liquidatiebegroting van de GR GKB. De GR-gemeenten hebben aan de provincie toestemming gevraagd voor een latere aanlevering van de liquidatiebegroting tot 1 november 2025. Belangrijkste reden is dat er nog een bouwkundige inspectie van het pand dat binnen de GR achterblijft, moet plaatsvinden. De uitkomst van deze inspectie is cruciaal voor een verantwoorde financiële onderbouwing van de begroting. 

Risicobedrag
Het risicobedrag voor de GR GKB ramen wij op € 300.000 (dit was € 1,7 mln). Bij de berekening van dit bedrag hebben we rekening gehouden met de kosten die gepaard gaan met het transformatieproces. 

Per saldo komen we op een risico inventarisatie van zo'n € 0,8 miljoen voor de Verbonden partijen, met een gemiddelde kans.

8. Risico’s in de bedrijfsvoering
Krapte op de arbeidsmarkt leidt tot het moeilijk invullen van vacatures. Ook neemt de complexiteit van opgaven binnen onze gemeente toe. Dit vraagt een bepaalde capaciteit/expertise die in de markt moeilijk te vinden is voor de salarisschalen die Meppel te bieden heeft. Daarnaast kunnen we vooral starters aantrekken in plaats van meer ervaren medewerkers. Hierdoor ontstaan extra kosten voor opleidingen of dakpansgewijze opvolging om kennis beter te borgen. Door met andere gemeenten en overheidsinstellingen samen te werken, verkleinen we het risico. Een van maatregelen die we inzetten om meer grip te krijgen op het benodigde personeel is Strategische Personeelsplanning. Dit project wordt opgestart in 2025 en loopt door in 2026.

Een veilige IT-infrastructuur met veilige software en processen die informatieveiligheid garanderen is essentieel. Met het meerjarenplan voor Informatisering versterken we de keten van beleid-organisatie-proces en techniek. Daarmee kunnen we risico’s beter beheersen. Het neemt de kans op een incident niet weg maar het verkleint deze wel. De verantwoordingssystematiek over informatieveiligheid van diverse systemen (waaronder de Basisregistratie Personen en DigiD) middels ENSIA (Eenduidige Normatiek Single Information Audit) en de audit in het kader van de Wet Politie Gegevens helpen ons te verbeteren.

Geo-politieke ontwikkelingen, Digitale Souvereiniteit, de Nederlandse Data Strategie en groeiende onzekerheid over de dienstverlening van grote internationale IT bedrijven maakt dat we de komende jaren voor vergrote risico's komen te staan. Risico's voor uitval van IT oplossingen en voor versnelde afschrijving van bestaande en implementatietrajecten voor nieuwe IT oplossingen.

We zagen het afgelopen jaar dat gemeenten en hun toeleveranciers steeds vaker doelwit zijn van cybercriminaliteit en dat de schade na een cyberincident ook is gestegen. Naast het risico dat we getroffen worden, kan dit leiden tot maatschappijontwrichtende hacks van bijvoorbeeld watervoorziening, waterzuivering of de electriciteitsvoorziening.

Per saldo komen we op een risico inventarisatie van ongeveer € 4,0 miljoen voor de bedrijfsvoering, met een gemiddelde kans. 

9. Huuropbrengst en gebruikersvergoedingen
We zijn in bezit van diverse vastgoedobjecten, die we verhuren, waarvoor we een gebruikersvergoeding vragen of waarvoor een gebruikersvergoeding in rekening wordt gebracht. We lopen het risico van gederfde huurinkomsten, bijvoorbeeld in geval van onvoorziene leegstand of opzegging van contracten. Het jaarlijks bedrag aan huurinkomsten/gebruikersvergoedingen is zo'n € 2,15 miljoen. Op grond van de nota risicomanagement houden we rekening met een risicobedrag gebaseerd op 4 jaar leegstand, wat uitkomt op € 8,6 miljoen (was € 7,7 miljoen). De toename van het risicobedrag is het gevolg van indexatie van de huuropbrengsten en aanpassingen in verhuursituaties.

De risicoweging schatten we in als zeer laag aangezien we de huurinkomsten van een groot aantal partijen ontvangen. Voor een deel van deze partijen is daarnaast sprake van een subsidierelatie waarin de subsidiebijdrage deels de huurkosten compenseert.

10. Opvang Oekraïense vluchtelingen
De oorlog in Oekraïne heeft gevolgen voor Nederlandse gemeenten. Dat kan gaan om opvang van vluchtelingen door gemeenten en particulieren, ondersteuning van Oekraïners en Russen die momenteel in Nederland verblijven, risico's voor digitale veiligheid en economische sancties door Russische bedrijven. Als gevolg van de extra opvang door de oorlog in Oekraïne is de reguliere vluchtelingopvang ook onder druk komen te staan. Dit heeft gevolgen voor de extra te realiseren (crisis/nood) opvangplekken. Onzeker is of de Oekraïne opvang een positief resultaat blijft weergeven (bijvoorbeeld vanwege lagere vergoedingen van het Rijk), de situatie bij opvanglocatie(s) en de situatie rond de spreidingswet. We komen op een risico inventarisatie van ongeveer € 1,0 miljoen.

Bij de jaarrekening 2023 is besloten om een reserve in te stellen. Dit dekt het risicobedrag. Het restrisicobedrag is hiermee nihil.

11. Overige risico’s
We kennen naast de going-concern activiteiten ook enkele financiële risico’s die niet goed te kwantificeren zijn. Het is van belang deze risico’s te volgen en daar waar mogelijk tijdig beheersmaatregelen te treffen. Het gaat om de volgende risico’s:

a) De vermindering van de uitstoot van stikstof op basis van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) kan gevolgen hebben voor de uitvoering van projecten.

b) Zoals benoemd in programma 4 kan netcongestie leiden tot vertragingen in (grootschalige) projecten waarvoor energie nodig is. Bijvoorbeeld bij de bouw van nieuwe woningen, voor bedrijven of grootschalige energie projecten.  Zonder voldoende capaciteit op het elektriciteitsnet kunnen nieuwe projecten niet worden aangesloten. We werken nauw samen met netbeheerders en provincies om energie-infrastructuurprojecten te versnellen en beter in te passen in het bestaande elektriciteitsnet. Dit helpt om de impact van netcongestie te verminderen.

c) De Omgevingswet en de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen zijn in werking sinds 1 januari 2024. De inwerkingtreding is verlopen zonder ernstige verstoringen. Dat wil nog niet zeggen dat er geen risico’s meer zijn. 
Elke gemeente moet uiterlijk 1 januari 2032 het Omgevingsplan Omgevingswetproof gemaakt hebben. Voor alle gemeenten houdt dat nog een enorme opgave in. Het landelijke Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) werkt maar functioneert nog lang niet optimaal. De gebruiksvriendelijkheid is nog ondermaats. Dat leidt tot veel vragen van inwoners en ondernemers. Elke gemeente heeft nieuwe lokale software moeten aanschaffen om te kunnen schakelen met het DSO. We hebben de nieuwe pakketten ingekocht, geïnstalleerd en technisch gekoppeld aan het DSO. Hier moeten we ervaring mee opdoen. De systemen werken nog niet allemaal naar behoren. Dit komt ook door de complexiteit van de wetgeving. Vooral de software voor de ontwikkeling van het Omgevingsplan heeft nog niet de functionaliteiten die vereist zijn voor planologische wijzigingen. Uiteraard doen we er alles aan om de hinder voor inwoners en ondernemers zo klein mogelijk te maken, maar het gaat zeker nog een aantal jaren duren voor het nieuwe stelsel op het beoogde kwaliteitsniveau is. We moeten dan ook nog veel doen om het stelsel ook voor ons optimaal werkend te krijgen. De vertraging in de gefaseerde invoering van de Wkb betekent dat we nog niet kunnen werken zoals de wet bedoeld heeft. Niet alleen voor onze gemeente maar voor alle gemeenten zijn de kosten die met de Omgevingswet en Wkb gemoeid zijn daarom nog niet te overzien.

d) De belastingdienst is nog bezig met de inning van coronaschulden. Dit kan ertoe leiden dat ondernemers financieel onder druk komen te staan, waardoor er betalingsachterstanden in de gemeentelijke heffingen ontstaan. Hierdoor kan het zijn dat een eventueel verleend uitstel van betaling uiteindelijk leidt tot oninbaarheid.

e) We zijn bezig met de vertaling van het strategische beleid hoe om te gaan met vastgoed specifiek en gemeentelijke bezittingen in brede zin. Om zodoende te bepalen of we voor het onderhoud van  kapitaalgoederen voldoende middelen hebben om onze onderhoudsplannen uit te voeren. Dit is een maatregel die we treffen om mogelijke risico’s op dit onderwerp te beheersen.

f) Onduidelijk is nog wat het financieel effect is van de NEN9120-norm, die bij amendement is aangenomen tijdens de raadsbehandeling van het IHP. De norm is nieuw en is niet wettelijke verplicht. Er is nog weinig tot geen praktijkervaring waaraan kan worden gerefereerd.

We houden rekening met een risicobedrag van € 0,5 miljoen en een lage kans, het is lastig in te schatten.

Gewenst weerstandsvermogen

Terug naar navigatie - Paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing - Gewenst weerstandsvermogen

Volgens de beleidskaders die de raad heeft vastgesteld, heeft een calculatie plaatsgevonden van de geïnventariseerde risico’s. In totaal is een risicobedrag berekend van € 19,6 miljoen. Bij de berekening van dit bedrag zijn de uitgangspunten gehanteerd zoals vastgelegd in de Nota risicomanagement en weerstandsvermogen.

Het beschreven risicoprofiel is gekwantificeerd en kunnen we afzetten tegen het vermogen om deze potentiële tegenvallers op te vangen zonder dat de continuïteit van de bedrijfsvoering in gevaar komt. Dit weerstandsvermogen is de verhouding tussen de risico’s en de weerstandscapaciteit. De weerstandscapaciteit bestaat uit potentieel in te zetten middelen om de tegenvallers op te vangen.

Naast de bufferreserve zijn dit overige reserves (a), onbenutte inkomstenbronnen (b) en stille reserves (c).

a) Reserves
De algemene reserves bestaande uit de bufferreserve en de vrij besteedbare reserve (voor resultaatbestemming 2025), hebben een geraamde gezamenlijke omvang van € 57,3 miljoen per 1 januari 2026.
b) Onbenutte belastingcapaciteit
Voor het berekenen van het gewenste bufferniveau gaan we uit van de berekeningswijze zoals is vastgelegd in de Nota  risicomanagement en weerstandsvermogen. Uitgangspunt is een verhoging van de OZB-tarieven tot 20% boven het gemiddelde in Nederland. De onbenutte belastingcapaciteit is met deze benadering € 1,6 miljoen.
c) Stille reserves
Stille reserves zijn aandelen, gronden en gebouwen die bij verkoop meer opleveren dan de boekwaarde. Er is geen onderzoek verricht naar de hoogte van deze stille reserves, die we normaal gesproken pas aanspreken na uitputting van de overige reserves. Bovendien is het onzeker of stille reserves daadwerkelijk kunnen kapitaliseren, aangezien we daarvoor ook een koper moeten vinden.

Conclusie

Terug naar navigatie - Paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing - Conclusie

Het adviesniveau en het kengetal is als volgt berekend:

Berekening kengetal weerstandsvermogen
a Gewogen gemiddeld risico 19,6
b Belastingcapaciteit 1,6
c = a - b Op te vangen door weerstandscapaciteit 18,0
d Algemene reserves 57,3
e = d/c Kengetal weerstandsvermogen 3,2

De streefwaarde zoals opgenomen in de nota risicomanagement is 2,0. De huidige weerstandscapaciteit is 3,2 (classificatie uitstekend) en voldoet daarmee aan onze streefwaarde.