Paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

Deze paragraaf gaat over de financiële kengetallen, de belangrijkste risico’s en beheersmaatregelen, en de beschikbare weerstandscapaciteit. Dat geeft inzicht in hoe we komen en blijven tot een gezonde financiële positie. De weerstandscapaciteit bestaat uit middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt om eventuele tegenvallers op te vangen. Dit zonder dat de begroting en het beleid aangepast moet worden. 

Kaders voor deze paragraaf zijn:

- Besluit Begroten en Verantwoorden (BBV)

- Nota risicomanagement en weerstandsvermogen (2013)

- Financieel Actieplan (2023)

Financiële kengetallen

Terug naar navigatie - Financiële kengetallen

Vanuit de begrotingsvoorschriften zijn een vijftal financiële kengetallen verplicht op te nemen. Dit onder andere om de financiële positie van de gemeente voor de raad inzichtelijker en beter vergelijkbaar te maken. Het gaat om de netto schuldquote, de solvabiliteitsratio en indicatoren met betrekking tot de grondexploitatie, structurele exploitatieruimte en belastingcapaciteit. 

Kengetallen hebben een signalerende functie, geven inzicht in de financiële positie en over de weerbaarheid en wendbaarheid van een gemeente. We sluiten voor de verplichte kengetallen aan bij de signaleringswaarden die de provincie hanteert. Over het algemeen kan worden gesteld dat “groen” het minst risicovol is en “rood” het meest.

In het financieel actieplan zijn 12 uitgangspunten opgenomen. Een aantal daarvan hebben betrekking op de kengetallen:

  • we streven naar een solvabiliteitsratio van minimaal 20% aan het eind van deze bestuursperiode;
  • we streven naar een stabiele netto schuldquote van maximaal 90%.

In onderstaand overzicht wordt het verloop van onze kengetallen weergegeven:

Provinciale categorie
A Minst risicovol
B
C Meest risicovol
Financiele kengetallen JR 2022 B2023 B2024 B2025 B2026 B2027
1. netto schuldquote 70% 90% 74% 68% 84% 95%
1a. netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen 63% 82% 68% 62% 78% 89%
1b. netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen en voorraden grond 39% 57% 46% 52% 71% 84%
2. solvabiliteitsratio 18% 11% 19% 22% 20% 17%
3. grondexploitatie 25% 25% 22% 11% 7% 6%
4. structurele exploitatieruimte 6,9% 2,8% 2,6% 2,9% -1,8% -4,2%
5. belastingcapaciteit 76% 85% 87% 87% 87% 87%

Als de uitkomst van één van de kengetallen uit de pas schiet, wil dat niet zeggen dat we financieel niet (langer) gezond zijn. Het is een indicatie dat (aanvullende) beheersmaatregelen moeten worden getroffen of de bestaande beheersmaatregelen moeten worden herijkt.

Toelichting Tabel

Netto schuldquote
De netto schuldquote weerspiegelt het niveau van de schuldenlast van de gemeente ten opzichte van de eigen middelen. De netto schuldquote geeft een indicatie van de druk van de rentelasten en de aflossing op de exploitatie. Bij deze uitkomst kunnen twee factoren worden genoemd die het niveau verklaren. Ze zijn opgenomen als 1a en 1b:
a) Verstrekte leningen. De rente- en aflossingsverplichtingen op deze leningen worden volledig doorberekend aan andere partijen en drukken niet op de exploitatie van de gemeente.
b) Voorraad bouwgrond. Om deze gronden aan te kopen heeft de gemeente leningen afgesloten, de rentelast drukt op de grondexploitaties. Met de verkoopopbrengst kunnen leningen afgelost worden.
Uit dit kengetal blijkt dat de voorraad grond een belangrijke verklarende factor is voor de hoge netto schuldquote. Rekenen we de grondvoorraden niet mee, dan komen we voor alle jaren in de categorie “groen” oftewel het minst risicovol.

Solvabiliteitsratio
De solvabiliteitsratio is een kengetal dat weergeeft welk deel van het gemeentelijk vermogen is gefinancierd met eigen vermogen. Het is een maatstaf dat inzicht geeft in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar financiële verplichtingen te voldoen. Voor 2024 verwachten we een solvabiliteitsratio van 19%. In het Financieel actieplan is het uitgangspunt van minimaal 20% is vastgelegd. Voor 2024 voldoen we daar nog niet aan. Vanaf 2025 is sprake van een lichte stijging. Vanaf 2026 wordt weer een daling ingezet van het ratio.  

Grondexploitatie
Het kengetal grondexploitatie geeft aan hoe groot de grondpositie (de boekwaarde van de grond) is ten opzichte van de totale baten. De boekwaarde van de voorraden grond is van belang, omdat deze moet worden terugverdiend bij de verkoop. Vanaf 2025 neemt de omvang van de grondexploitaties af. Dit is gebaseerd op grondverkoop prognoses. 

Structurele exploitatieruimte
Voor de beoordeling van het structurele en reële evenwicht wordt onderscheid gemaakt tussen structurele en incidentele lasten. Een overzicht van de incidentele lasten en baten is opgenomen achterin dit boekwerk. De structurele exploitatieruimte wordt bepaald door het saldo van de structurele baten en lasten te delen door de totale baten. Een negatief percentage betekent dat de structurele lasten niet geheel gedekt kunnen worden door de structurele baten.

Belastingcapaciteit
Onder de woonlasten worden verstaan de OZB, de rioolheffing en de afvalstoffenheffing voor een woning op basis van de gemiddelde WOZ-waarde in de gemeente. De belastingcapaciteit van gemeenten wordt daarom berekend door de totale woonlasten meerpersoonshuishouden in jaar t te vergelijken met het landelijke gemiddelde. Voor het landelijke gemiddelde wordt jaar t-1 gehanteerd. De belastingcapaciteit wordt uitgedrukt in een percentage. Zoals uit de tabel van de kengetallen blijkt, zijn de woonlasten in onze gemeente lager dan het landelijke gemiddelde voor een gezin. Als basis hebben we het landelijk gemiddelde van 2023 (= 100% ) genomen. Dat staat op € 944. Met een bedrag van € 816 vallen we hiermee in de categorie “groen” oftewel van het minst risicovol.

Risicoanalyse en beheersmaatregelen

Terug naar navigatie - Risicoanalyse en beheersmaatregelen

De belangrijkste risico’s voor de gemeente zijn inzichtelijk gemaakt. Op basis hiervan is een inschatting gemaakt van de financiële impact van deze risico’s. Uiteraard met de kanttekening dat elke inschatting met de nodige onzekerheden is omgeven, daarom werken we met een bandbreedte. 

Alle risico’s zijn in de volgende risicokaart ingedeeld. De werkwijze om daar te komen bestaat uit vier stappen:
- Identificeren van risico’s. In deze fase worden alle potentiële risico’s geïnventariseerd;
- Kwantificeren van risico’s. De analyse bestaat uit een schatting van de kans dat een gebeurtenis optreedt, en wat daarvan de gevolgen zullen zijn;
- Definiëren en implementeren van beheersmaatregelen. Beheersmaatregelen kunnen preventief van aard zijn, gericht op het voorkomen van de gebeurtenis;
- Financieel afdekken van risico's.
- Tot slot kan dan op grond van deze analyses bepaald worden hoeveel middelen gereserveerd moeten worden ter afdekking van de risico’s. Het gaat daarbij om de restrisico’s. Daarmee wordt bedoeld dat de mate waarin de getroffen beheersmaatregelen het oorspronkelijke risico terugdringen, moet worden meegewogen.

Op basis van deze vier stappen is de verwachte financiële impact van de risico’s gemaakt. De berekening van de risico’s leidt tot een op te vangen risico van € 19,5 miljoen, het gemiddelde van het positieve scenario en het negatieve scenario. De grootste wijziging komt voort uit een gewijzigd inzicht met betrekking tot de behandeling van de risicoweging bij grondexploitaties (zie hierna) . 

Totaaloverzicht

Risico’s Risico-bedrag Risicoweging Positief scenario Negatief scenario
1 Grondexploitaties 11,3 * 11,3 11,3
2 Inflatie 2,0 25% - 75% 0,5 1,5
3 Gemeentefonds 1,4 25% - 75% 0,4 1,1
4 Sociaal domein 2,5 50% - 100% 1,3 2,5
5 Investeringsprojecten 3,2 10%-25% 0,3 0,8
6 Borgstelling en verstrekte leningen 2,0 10%-25% 0,2 0,5
7 Verbonden partijen 2,2 50% - 100% 1,1 2,2
8 Risico's in de bedrijfsvoering 3,0 25% - 75% 0,8 2,3
9 Multifunctionele accommodaties huurinkomsten 0,6 10%-25% 0,1 0,2
10 Overige risico's 1,0 25% - 75% 0,3 0,8
Totaal 16,1 23,0
Gemiddeld 19,5
* In overleg met onze toezichthouder nemen we voor dit bedrag geen risicoweging meer op omdat in de Monte Carlo analyse ook een risicoweging zit.

1. Grondexploitaties
Een extern adviesbureau heeft evenals voorgaande jaren een risicoanalyse gemaakt van de grondexploitaties (maart 2023). Risico’s zijn onder andere een te hoge boekwaarde van het grondbezit, tegenvallende verkoopresultaten in tijd en geld, stijgende kosten van bouw- en woonrijp maken en juridische geschillen. De risico’s zijn voor alle grondexploitaties afzonderlijk in beeld gebracht. Daarnaast is onderscheid gemaakt tussen algemene en (project)specifieke risico’s.

Een belangrijk risico voor de lopende projecten is het niet realiseren van de voorspelde afzet (kavelverkoop). Vertraging in (de uitgifte van en realisatie woonrijp maken) een project kan leiden tot een toename van rente-, planontwikkelings - en beheerskosten. Daarnaast bestaan er risico’s die samenhangen met de ontwikkeling van de parameters binnen de projecten, zoals kosten- en opbrengstenstijging en de renteontwikkeling. Uitgangspunt voor de risicoanalyse is dat de projecten uiteindelijk volledig gerealiseerd worden.

De grootste risico’s zijn terug te vinden binnen de grondexploitaties Nieuwveense Landen en Noord III/IV. Grote risico’s binnen het project Nieuwveense Landen zijn de ontwikkeling van de waarde van de nog aan te kopen gronden en de verlaging van de winstpotentie bij realisatie van een gebied door een projectontwikkelaar. Echter zullen in geval van zelfrealisatie andere risico’s komen te vervallen. Bij Noord III/IV is het grootste risico, naast het niet realiseren van de geprognosticeerde afzet, de uitwerking van de ongelijkvloerse verbinding tussen Noord II en Noord III. Hierbij is ook onzeker in welke mate een bijdrage van derden volgt. Ook zijn verwachtingen aangepast, zoals inflatie.

Risicobedrag
De kwantitatieve risicoanalyse is op twee manieren uitgevoerd, zoals ook is vastgelegd in de Nota Risicomanagement van Meppel. De Monte Carlo methode geeft een uitkomst van € 11,24 miljoen. De IFLO methode komt uit op € 11,29 miljoen. Overeenkomstig de Nota Risicomanagement nemen wij dit hoogste bedrag van € 11,3 miljoen (afgerond) over. In overleg met onze toezichthouder nemen we voor dit bedrag geen risicoweging meer op omdat in de Monte Carlo analyse ook een risicoweging zit. Vandaar nu een andere uitkomst dan in de jaarstukken 2022 is opgenomen.
In de bepaling van deze risicobedragen is geen rekening gehouden met de mate waarin de risico's kunnen worden opgevangen binnen het verwachte positieve resultaat van de grondexploitatie. Dit is in lijn met de aanbevelingen van de toezichthouder. Wanneer er rekening wordt gehouden met de verwachte positieve resultaten, dan is een risicoreservering van € 6,1 miljoen afdoende.

2. Inflatie
De inflatie blijft afnemen. Maar is nog steeds historisch hoog. Er speelt een combinatie van factoren. Energieprijzen blijven dalen. Op andere onderdelen, zoals lonen (en daarmee samenhangend tariefstellingen) neemt de inflatie nog niet af. Deze inflatie werkt in meer of mindere mate door in alle uitgaven die wij doen. Waar mogelijk hebben wij deze verwerkt in de begroting. De onzekerheid blijft voorlopig nog aanwezig voor de langere termijn. Houdt deze inflatie aan en met welke snelheid komt deze tot uiting in onze kosten.

Per saldo schatten we deze effecten wat lager in (was € 4 miljoen). Hiermee resteert een risico van ongeveer € 2,0 miljoen met een gemiddelde kans van voordoen.

3. Onzekerheden gemeentefonds
De groei van het gemeentefonds daalt met ingang van 2026 sterk. Het kabinet kijkt naar een andere bekostigingssystematiek voor gemeenten en een verruiming van het lokale belastinggebied. Die moet leiden tot meer stabiliteit en de autonomie van gemeenten vergroten, ten opzichte van het huidige systeem.  In de Miljoenen nota 2023 heeft het rijk vanaf 2026 een eenmalig rijksbijdrage toegezegd in 2026 met als doel het ontstane "ravijn" in dat jaar te dichten. In de meicirculaire 2023 heeft het rijk het bedrag structureel gemaakt. Als bezuinigingsoptie voor het rijk noemt het ministerie van Financiën nu het intrekken van de toegezegde bijdrage voor 2026 en latere jaren. Het ravijn wordt vanaf 2026 dan nog groter.    

Verder is jaren geleden de opschalingskorting ingevoerd. Het doel van deze korting is een prikkel van het rijk aan gemeenten om efficiënter te gaan werken.  De opschalingskorting is tot en met 2025 opgeschort. De hoop van veel gemeenten is wel dat de korting vanaf 2026 structureel van de baan gaat omdat geen inhoudelijke onderbouwing gegeven kan worden. In de  jaarschijf 2026 staat de opschalingskorting vooralsnog wel opgenomen voor het volledige en vanaf dat moment ook structurele bedrag.

Het is belangrijk dat er een duidelijk financieel kader komt voor gemeenten. Zolang dat er nog niet is, is het lastig in te schatten welk risicobedrag we moeten meenemen. Dat varieert van ongeveer circa € 0,5 miljoen per jaar en dat groeit ingaande 2026 naar een bedrag van ongeveer € 2,3 miljoen per jaar. Het risicobedrag is aangepast ten opzichte van eerdere berichtgeving. Dit omdat de herverdeling van het gemeentefonds waarbij Meppel nadeelgemeente is, in deze begroting vanaf 2026 stapsgewijs is ingevoerd. En wel zodanig dat het negatieve effect voor Meppel in 2028 volledig zijn beslag krijgt.  

4. Sociaal Domein
We hebben de afgelopen jaren te maken gehad met een stijging in de zorgvraag en zorgtarieven waardoor het toegekende budget niet toereikend was. Dit wordt mede veroorzaakt door cao-ontwikkelingen, kostenontwikkeling zoals energieprijzen en krapte op de arbeidsmarkt, het 'open einde' karakter van de taken van de gemeente voor Jeugd en Wmo, en na-ijleffecten van corona waar geen middelen c.q. compensatie tegenover staan.

Voor de komende jaren zijn nadere afspraken gemaakt over extra middelen voor jeugdzorg. Onderdeel daarvan zijn rijksmaatregelen die moeten zorgen voor een besparing op de uitgaven jeugdhulp bij gemeenten. Gezien de groei van de jeugdhulp-uitgaven in de afgelopen jaren is het onzeker hoe de uitgaven zich ontwikkelen.

Om de risico’s goed te beheersen wordt er onderscheid gemaakt tussen beïnvloedbare en niet beïnvloedbare kosten. Daarnaast volgen wij nauwgezet de landelijke ontwikkelingen en is een monitoring systematiek opgezet waardoor we meer inzicht hebben in de lokale (financiële) ontwikkelingen. Zo nodig wordt bijgestuurd, zowel beleidsmatig als financieel.

Voor de bijstand worden de inkomsten bepaald door de ontwikkeling van het macrobudget, demografische- en sociaaleconomische factoren. In combinatie met het open-einde karakter van deze regeling leidt dit tot mogelijke overschrijdingen. De huidige arbeidsmarkt zorgt voor een lage werkloosheid en een laag aantal uitkeringen. Onzeker is hoe zich dit de komende jaren zal ontwikkelen. Het risico op de overschrijding van de budgetten voor de bijstand is geschat op 5% van het budget. 

Risico bestaat dat vanwege de demissionaire status van de regering verbeterplannen (die in de pijplijn zitten) op de lijst van controversiële onderwerpen worden geplaatst en voorlopig niet meer worden behandeld in de Kamer. 

Capaciteit en kennis
Ook binnen het sociaal domein is er krapte op de arbeidsmarkt. Hierdoor ontstaat er veel druk op de beperkte kennis binnen de organisatie en de kosten van inhuur. Om die reden wordt kritisch gekeken naar het voorkomen van uitstroom van medewerkers, werving van nieuwe medewerkers en alleen inhuren waar dit onvermijdelijk is.

Daarnaast ligt er nadruk op ‘de basis op orde’ krijgen (waaronder de verbetering van de toegang, investeren in de ‘sociale kaart’ en informatievoorziening, digitalisering en doorontwikkeling van het potentieel van medewerkers. Tevens wordt ook geïnvesteerd in de relatie met de ketenpartners.

Imago
Wij zien steeds meer dat door het handelen van derden (er wordt bijvoorbeeld minder zorg geboden aan burgers tijdens de zomervakantie of gebrek aan capaciteit bij zorgaanbieders waardoor wachtlijsten ontstaan) een negatief beeld ontstaat over de gemeente. In nauwe samenwerking met het KCC worden antwoordprotocollen opgezet zodat de burger goed en eenduidig wordt geïnformeerd. En uiteraard worden onze ketenpartners aangesproken op hun verantwoordelijkheid.

Risicobedrag
Het risicobedrag voor alle werkterreinen van het Sociaal domein schatten we vooralsnog in op circa € 2,5 miljoen.

5. Investeringsprojecten
Elk jaar investeert Meppel in onder andere wegen, bruggen, onderwijshuisvesting, openbare ruimte, automatisering, huisvesting, voertuigen etc. Er zijn een aantal risico’s die effect kunnen hebben op de resultaten, zoals hogere kosten (archeologie, bodemverontreiniging, asbest, kabels en leidingen), gewijzigde planning en lagere inkomsten (bijdragen derden van bijv. projectontwikkelaars, subsidies).

Risicobedrag
Per saldo gaat het om circa € 16 miljoen (was € 11 miljoen) aan investeringen waar genoemde risico’s impact kunnen hebben. Rekening houdend met 20% voor het risicobedrag is de omvang van het risico € 3,2 miljoen. De weging is relatief laag omdat het veel verschillende projecten betreft waar voor- en nadelen elkaar uitmiddelen. 

6. Borgstelling en verstrekte leningen.
De leningen en borgstelling die het betreft zijn opgenomen in de paragraaf Financiering. Het betreft met name het onderwijspark Ezinge met de sportaccommodatie die is gerealiseerd door Woonconcept Onroerend Goed BV (WOG). De gemeente staat borg voor de lening die voor de bouw is afgesloten en jaarlijks gedeeltelijk wordt afgelost. De hoofdsom bedroeg € 50 miljoen. Begin 2024 resteert € 44,3 miljoen met een resterende looptijd van 30 jaar. Belangrijkste risico betreft een faillissement van de WOG. De business case is afhankelijk van huurinkomsten van derden waardoor leegstand het belangrijkste risico vormt. Voor de gemeente is er dan een risico dat de borgstelling wordt aangesproken.

Risicobedrag
Het risicobedrag schatten we in op circa € 2 miljoen met een lage kans.

7. Verbonden partijen
In Drents verband zijn afspraken gemaakt in de nota “Samen werken voor Drenthe” opgesteld vanuit de VDG en de griffierskring om meer grip te krijgen op de gemeenschappelijke regelingen. Daarin zijn onder meer ook afspraken gemaakt over de aanwezige weerstandscapaciteit bij de gemeenschappelijke regeling:

1. De weerstandscapaciteit is aanwezig bij de deelnemers en beperkt bij de gemeenschappelijke regeling.
2. Het dagelijks bestuur (DB) van de gemeenschappelijke regeling vermeldt in de jaarstukken en begroting het verschil tussen benodigd en beschikbaar weerstandsvermogen in totaal en naar rato voor de afzonderlijke deelnemers.
3. Een algemene reserve is toegestaan om ontwikkelingen in het loon- en prijspeil af te dekken, met een maximale omvang van 2,5% van de lasten van het betreffende jaar.
4. Als de verwachting is dat de ontwikkelingen in het loon- en prijspeil boven de maximale omvang van 2,5% uitkomt, is afwijken van de richtlijn van 2,5% mogelijk. Hiervoor doet het DB van de gemeenschappelijke regeling een gemotiveerd voorstel aan het algemeen bestuur.
5. Het bedrag boven het vastgestelde maximum van de algemene reserve, vloeit naar rato van de deelnemersbijdrage terug naar de deelnemers.

Risicobedrag
Het risicobedrag als gevolg van deze afgesproken systematiek ramen wij vooralsnog in op circa € 0,5 miljoen.

Voor een aantal verbonden partijen blijft extra aandacht noodzakelijk:

Gemeentelijke Kredietbank (GKB)
De financiële situatie van de GKB staat al enkele jaren onder druk en is zorgelijk. Dit staat uitgebreider beschreven in de paragraaf verbonden partijen. Definitieve besluitvorming over de toekomst van de GKB zal in het najaar van 2023 plaatsvinden.

Risicobedrag
Het risicobedrag voor de GKB ramen we op € 1,7 miljoen.

Meppel Energie

Zoals gemeld in de paragraaf verbonden partijen is het financiële  risico van Meppel Energie gemitigeerd. Daarmee vervalt vanaf heden de noodzaak om deze op te nemen in deze paragraaf.

Per saldo komen we op een risico inventarisatie van circa € 2,2 miljoen (was € 1,5 miljoen) voor de Verbonden partijen.

8. Risico’s in de bedrijfsvoering
Krapte op de arbeidsmarkt leidt tot het moeilijk invullen van vacatures. Risico bestaat dat over moet worden gegaan op (relatief duurdere) inhuur van personeel om de continuïteit van de werkzaamheden te borgen. Een risico is ook dat door onderbezetting het bestaande personeel wordt overbelast. Dit kan leiden tot een hoger ziekteverzuim. Ook dan moet in een aantal gevallen worden overgegaan op inhuur van personeel.  De beschikbaarheid van personeel, maar ook de beschikbaarheid van materialen (schaarste) heeft gevolgen op de doorlooptijd van projecten. 

De complexiteit van opgaven voor de gemeente neemt toe. Dit vraagt een bepaalde capaciteit/expertise  die in de markt moeilijk te vinden is voor de salarisschalen die Meppel te bieden heeft. Hierdoor moet duur worden ingehuurd.  Het risico kan mogelijk worden verkleind door samen te werken met andere gemeenten / overheidsinstellingen.

Een veilige infrastructuur, veilige software en processen die informatieveiligheid borgen is essentieel. Met het meerjarenplan voor Informatisering versterken we de keten van beleid-organisatie-proces en techniek, waarmee we risico’s beter kunnen beheersen. Het neemt de kans op een incident niet weg, maar het verkleint deze wel. Daarnaast helpen de verantwoordingssystematiek over informatieveiligheid van diverse systemen (waaronder de Basisregistratie Personen en DigiD) middels ENSIA (Eenduidige Normatiek Single Information Audit) en de audit in het kader van de Wet Politie Gegevens ons verbeterpunten te realiseren.

Per saldo komen we op een risico inventarisatie van ongeveer € 3,0 miljoen voor de bedrijfsvoering. 

9. Huuropbrengst multifunctionele accommodaties
Meppel heeft een tweetal multifunctionele accommodaties, namelijk Het Palet en De Plataan. Hierin bevinden zich meerdere huurders. De gemeente loopt het risico van gederfde huurinkomsten. We houden, zoals voorgeschreven in ons kader, rekening met een risicobedrag gebaseerd op 4 jaar leegstand á € 0,6 miljoen.

10. Overige risico’s
De gemeente kent naast de going-concern activiteiten ook enkele financiële risico’s die niet goed te kwantificeren zijn. Het is van belang deze risico’s te volgen en daar waar mogelijk tijdig beheersmaatregelen te treffen. Het gaat om de volgende risico’s die niet gewijzigd zijn ten opzichte van onze vorige weergave in de jaarrekening:

a) De oorlog in Oekraïne heeft gevolgen voor Nederlandse gemeenten. Dat kan gaan om opvang van vluchtelingen door gemeenten en particulieren, ondersteuning van Oekraïners en Russen die momenteel in Nederland verblijven, risico's voor digitale veiligheid en economische sancties voor Russische bedrijven. Als gevolg van de extra opvang door de oorlog in Oekraïne is de reguliere vluchtelingopvang ook onder druk komen te staan. Dit heeft gevolgen voor de extra te realiseren (crisis/nood) opvang plekken.

b) De vermindering van de uitstoot van stikstof op basis van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) kan gevolgen hebben voor de uitvoering van projecten in onze gemeente.

c) De Omgevingswet en de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen treden op 1 januari 2024 in werking. In voorgaande jaren moest de inwerkingtreding meerdere malen uitgesteld worden omdat het Digitale Stelsel Omgevingswet niet op tijd gereed was. De nieuwe wetgeving en de bijbehorende vergaande digitalisering, landelijk en lokaal, wijzigt het ruimtelijk stelsel ingrijpend. Het is nog heel lastig in te schatten is in hoeverre in de eerste jaren na invoering inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties door de gemeente op hetzelfde kwaliteitsniveau bediend kunnen blijven worden bij hun ruimtelijke ambities. Uiteraard is dat wel wat we nastreven. De verwachtingen rond de invoering van de Omgevingswet en het Digitale Stelsel Omgevingswet zijn in den lande hooggespannen, maar onzekerheden zijn er ook. Gaat het nieuwe digitale stelsel echt zonder storingen werken als het rijk en alle gemeenten, provincies, waterschappen en omgevingsdiensten in januari a.s. live gaan, slagen alle overheden er direct in om de nieuwe regelgeving correct toe te passen, gaat de stelselwijziging in de eerste tijd tot veel meer bewerkelijke vragen leiden van onze inwoners?  Onzekerheden zijn er dus, maar wat wel duidelijk is is dat de veranderingen invloed gaan hebben op de gemeentelijke organisatie als geheel. Op basis van de ervaringen met het nieuwe stelsel in de komende paar jaar zal wel steeds beter bepaald kunnen worden wat de gevolgen voor de gemeentelijke dienstverlening zullen zijn.

d) We lopen in deze onzekere tijd meer risico ten aanzien van de inning van de gemeentelijke heffingen. Met name voor de ondernemers en andere bedrijven verwachten we betalingsproblemen. Het is mogelijk dat een eventueel verleend uitstel van betaling uiteindelijk leidt tot oninbaarheid.

e) We zijn bezig met het strategische beleid hoe om te gaan met vastgoed specifiek en gemeentelijke bezittingen in brede zin . Om zodoende te bepalen of we  voor het onderhoud van  kapitaalgoederen voldoende middelen hebben om onze onderhoudsplannen uit te voeren. Dit is een maatregel die wordt getroffen om mogelijke risico’s op dit onderwerp te beheersen.


Hoewel lastig in te schatten houden we rekening met een risicobedrag van € 1,0 miljoen.

Gewenst weerstandsvermogen

Terug naar navigatie - Gewenst weerstandsvermogen

Conform de door de raad vastgestelde beleidskaders heeft een calculatie plaatsgevonden van de geïnventariseerde risico’s. In totaliteit is een risicobedrag gecalculeerd van € 18,2 miljoen. Bij de berekening van dit bedrag zijn de uitgangspunten gehanteerd zoals vastgelegd in de door de raad in 2013 vastgestelde Nota weerstandsvermogen en risicomanagement.

Het beschreven risicoprofiel is gekwantificeerd en kan worden afgezet tegen het vermogen van de gemeente om deze potentiële tegenvallers op te vangen zonder dat de continuïteit van de bedrijfsvoering in gevaar komt. Dit weerstandsvermogen is de verhouding tussen de risico’s en de weerstandscapaciteit. De weerstandscapaciteit bestaat uit potentieel in te zetten middelen om de tegenvallers op te vangen.

Naast de bufferreserve zijn dit overige reserves (a), onbenutte inkomstenbronnen (b) en stille reserves (c).

a) Reserves
De algemene reserves bestaande uit de bufferreserve en de vrij besteedbare reserve hebben een geraamde gezamenlijke omvang van € 29,6 miljoen per 1 januari 2024.
b) Onbenutte belastingcapaciteit
Voor het berekenen van het gewenste bufferniveau wordt uitgegaan van de berekeningswijze zoals is vastgelegd in de Nota risicomanagement 2013. Uitgangspunt daarin is een verhoging van de OZB-tarieven tot 20% boven het gemiddelde in Nederland. De onbenutte belastingcapaciteit is met deze benadering € 1,2 miljoen.
c) Stille reserves
Stille reserves zijn aandelen, gronden en gebouwen die bij verkoop meer kunnen opleveren dan de boekwaarde. Er is geen onderzoek verricht naar de hoogte van deze stille reserves, die normaliter pas aangesproken worden na uitputting van de overige reserves. Bovendien is het onzeker of stille reserves daadwerkelijk gekapitaliseerd kunnen worden, aangezien daar ook een koper voor gevonden moeten worden.

Conclusie

Terug naar navigatie - Conclusie

Het adviesniveau en het kengetal is als volgt berekend:

Berekening kengetal weerstandsvermogen
a Gewogen gemiddeld risico 19,5
b Belastingcapaciteit 1,2
c = a - b Op te vangen door weerstandscapaciteit 18,3
d Algemene reserve 29,6
e = d/c Kengetal weerstandsvermogen 1,6

De streefwaarde zoals opgenomen in het door de raad vastgestelde financieel actieplan is 2,0. De huidige weerstandscapaciteit is 1,6. Ten tijde van de vorige actualisatie bij de jaarrekening 2022 was deze ratio nog 0,9. De ratio is met name gestegen door de verbeterde positie van onze algemene bufferreserve met name als gevolg van het positieve resultaat over 2022.